Kreunend van ellende en met mijn ogen dicht lag ik daar, met in mijn handen de sleutels, de wanten en de plastic tasjes, me afvragend waarom ik die stomme prullen nog vasthield. Ik had beter mijn handen uit kunnen steken om mezelf te beschermen. Nu moest ik misschien wel in een rolstoel voor de rest van mijn leven.
Ik hoorde de deur van de Turkse buurvrouw op de tweede verdieping opengaan en dat er iemand naar me toekwam.
"Wat isj gebuurt? Jij gefallen? Heb jij pijn gedaan?"
Ze klonk zo lief en bezorgd, dat ik mijn ogen opendeed. Ik keek recht in de hare, die mij groot van schrik, maar toch heel zacht onder haar hoofddoekje vandaan vorsend aanschouwden. Juist door die zachtheid schoot ik vol.
Snikkend als een klein kind zei ik, dat ik inderdaad gevallen was en dat mijn hoofd zo'n pijn deed en dat ik niet wist of alles wel in orde was.
Ze wilde wel ijs halen voor op mijn hoofd, maar ze had niks in haar koelkast, vertelde ze. Ik herinnerde me een icepack in mijn groentenla en vond dat ik die maar eens moest gaan halen. Dus heb ik geprobeerd om op te staan en dat lukte gelukkig gewoon. Toen ik mijn eigen étage weer binnen was en Zoon het hele verhaal vertelde, bleek pas hoe overstuur ik was. Ik ben meteen Arnicatabletjes gaan slikken en heb de plek op mijn hoofd zo koud mogelijk gehouden. Toch zag mijn oog er de volgende dag zó uit:




Geen opmerkingen:
Een reactie posten