zondag, april 12, 2009

Doetinchem

Ömer is een harde, ambitieuze werker van Turkse afkomst en één van de stilste leerlingen in de tweede klas. Heeft altijd zijn huiswerk af en al zijn spullen bij zich in een grote rugzak. Ömer loopt er een beetje krom van.
Hij praat alleen hardop als hij de beurt krijgt. Zijn stem is zacht, ietwat hees en slaat soms een beetje over, want Ömer heeft de baard in de keel. Uit zichzelf stelt hij bijna nooit een vraag: pas als hij ècht iets wil weten, steekt hij zijn hand op. In het begin kwam er vervolgens vaak slechts een enkel woord uit zijn mond, bijvoorbeeld “cijfers”.
“Ja, cijfers Ömer… Kun je een hele zin voor me maken, alsjeblieft?” was dan mijn reactie.
“Juffrouw, heeft u de cijfers?” zei hij daarop met een verlegen glimlach en grote groengrijzige ogen, de hals licht voorovergebogen, de schouders een beetje opgetrokken.
“Heel goed! Ja, ik heb jullie werk nagekeken en ik heb de cijfers.”
Meestal is het cijfer van Ömer een dikke voldoende, soms zelfs wel hoger dan een 7. Dan straalt en glimt hij van trots.
Vlak na de uitreiking van het eerste rapport van dit jaar kwam Ömer naar me toe en stak zijn hand uit.
“Dank u wel, juffrouw.”
“Waarvoor Ömer?”
“Voor mijn hoge cijfer voor Nederlands op rapport.” Ömer weet nog niet goed wanneer je welk lidwoord moet gebruiken en laat ze dus maar liever weg.
“Daar hoef je mij toch niet voor te bedanken… Je hebt heel hard gewerkt en je hebt het zelf bereikt.”
“Nee juffrouw…komt door u.”
“Ik kan daar echt niks aan doen, hoor! Jij let goed op in de klas. Je maakt je huiswerk. Jij leert en maakt de toetsen. Ik kijk ze alleen maar na.”
“Nee, komt wel door u. Vorig jaar veel slechtere cijfers bij andere juffrouw. Komt echt door u.”
“Dat vind ik heel lief van je, maar… nou ja, laten we het erop houden dat de samenwerking goed is, ok?”
“Ja juffrouw, dat is goed.” Een knikje met het hoofd, ernstige en o, zo zachte blik in de mijne. Dan loopt hij weer weg.
In de laatste les van vrijdagmiddag (met het hoofd al half op de weekend-stand) zijn we hardop aan het lezen in de klas en uiteraard geef ik Ömer de beurt, want het is goed voor hem om dat te oefenen. Het gaat om een tekst waarin o.a. Apeldoorn en Doetinchem in voorkomen. De eerste plaatsnaam spreekt hij goed uit, maar bij de tweede maakt hij er iets van dat lijkt op “Doetinzjèm”.
Grinnikend zeg ik: “Nee joh, het ligt niet in Turkije! Het ligt in het oosten van Nederland en het heet Doe-tin-chem.” Iedereen vindt het een goede grap en als we uitgelachen zijn, gaat Ömer opgewekt verder met lezen.
Later, als Hanan (een lief dromerig meisje van Marokkaanse afkomst), een vraag over de tekst moet beantwoorden, blijkt dat ze onder haar hoofddoekje even met andere dingen is bezig geweest, want ook zij heeft het over “Doetinzjèm”.
En dan zegt Ömer luid en duidelijk: “Het is Doe-tin-chem. Het ligt niet in Marokko!”
Triomfantelijk kijkt hij in het rond.