zondag, april 12, 2009

Doetinchem

Ömer is een harde, ambitieuze werker van Turkse afkomst en één van de stilste leerlingen in de tweede klas. Heeft altijd zijn huiswerk af en al zijn spullen bij zich in een grote rugzak. Ömer loopt er een beetje krom van.
Hij praat alleen hardop als hij de beurt krijgt. Zijn stem is zacht, ietwat hees en slaat soms een beetje over, want Ömer heeft de baard in de keel. Uit zichzelf stelt hij bijna nooit een vraag: pas als hij ècht iets wil weten, steekt hij zijn hand op. In het begin kwam er vervolgens vaak slechts een enkel woord uit zijn mond, bijvoorbeeld “cijfers”.
“Ja, cijfers Ömer… Kun je een hele zin voor me maken, alsjeblieft?” was dan mijn reactie.
“Juffrouw, heeft u de cijfers?” zei hij daarop met een verlegen glimlach en grote groengrijzige ogen, de hals licht voorovergebogen, de schouders een beetje opgetrokken.
“Heel goed! Ja, ik heb jullie werk nagekeken en ik heb de cijfers.”
Meestal is het cijfer van Ömer een dikke voldoende, soms zelfs wel hoger dan een 7. Dan straalt en glimt hij van trots.
Vlak na de uitreiking van het eerste rapport van dit jaar kwam Ömer naar me toe en stak zijn hand uit.
“Dank u wel, juffrouw.”
“Waarvoor Ömer?”
“Voor mijn hoge cijfer voor Nederlands op rapport.” Ömer weet nog niet goed wanneer je welk lidwoord moet gebruiken en laat ze dus maar liever weg.
“Daar hoef je mij toch niet voor te bedanken… Je hebt heel hard gewerkt en je hebt het zelf bereikt.”
“Nee juffrouw…komt door u.”
“Ik kan daar echt niks aan doen, hoor! Jij let goed op in de klas. Je maakt je huiswerk. Jij leert en maakt de toetsen. Ik kijk ze alleen maar na.”
“Nee, komt wel door u. Vorig jaar veel slechtere cijfers bij andere juffrouw. Komt echt door u.”
“Dat vind ik heel lief van je, maar… nou ja, laten we het erop houden dat de samenwerking goed is, ok?”
“Ja juffrouw, dat is goed.” Een knikje met het hoofd, ernstige en o, zo zachte blik in de mijne. Dan loopt hij weer weg.
In de laatste les van vrijdagmiddag (met het hoofd al half op de weekend-stand) zijn we hardop aan het lezen in de klas en uiteraard geef ik Ömer de beurt, want het is goed voor hem om dat te oefenen. Het gaat om een tekst waarin o.a. Apeldoorn en Doetinchem in voorkomen. De eerste plaatsnaam spreekt hij goed uit, maar bij de tweede maakt hij er iets van dat lijkt op “Doetinzjèm”.
Grinnikend zeg ik: “Nee joh, het ligt niet in Turkije! Het ligt in het oosten van Nederland en het heet Doe-tin-chem.” Iedereen vindt het een goede grap en als we uitgelachen zijn, gaat Ömer opgewekt verder met lezen.
Later, als Hanan (een lief dromerig meisje van Marokkaanse afkomst), een vraag over de tekst moet beantwoorden, blijkt dat ze onder haar hoofddoekje even met andere dingen is bezig geweest, want ook zij heeft het over “Doetinzjèm”.
En dan zegt Ömer luid en duidelijk: “Het is Doe-tin-chem. Het ligt niet in Marokko!”
Triomfantelijk kijkt hij in het rond.

woensdag, maart 04, 2009

Vanaf de vierde verdieping

Vrijdagmiddag, het laatste uur voordat de voorjaarsvakantie begint: ik geef Nederlands aan een tweede klas, die hiervóór gym hebben gehad. Meestal een zeer hardwerkende, leergierige groep, maar nu komen ze als een wervelstorm mijn lokaal binnen. Veertien pubers roepen en schreeuwen naar mij en naar elkaar: voor hen is de vakantie al begonnen!
Terwijl ik leerlingen individueel tot kalmte probeer te manen, zie ik vanuit mijn ooghoek, dat één van de levendigste jongens van de klas in een vloeiende beweging, onderwijl lachend en pratend met een klasgenoot, van de deur naar mijn bureau loopt, een paar kranten weggrist en die door het raam van vier hoog naar beneden gooit. Ik ben zo flabbergasted dat ik niet eens verontwaardiging of woede voel: alleen maar ongeloof over deze actie.
“Adil!!” schiet mijn stem de hoogte in, “Wat doe je? Ben je helemaal gek geworden?!”
“Ach juffrouw… hoe kan dat nou? Hoe kunt u dat nou zien? U keek helemaal deze kant niet op!” zegt hij oprecht verbaasd. Hij vindt het heel erg grappig zo te zien en Semih, zijn grote vriend die naast hem staat, geeft hem luid lachend een peut tegen zijn schouder. Samen hebben ze de grootste lol en beginnen een beetje te stoeien.
“Je gaat nu onmiddellijk die kranten halen en je legt ze hier weer netjes op de stapel.” Mijn stem klinkt blijkbaar streng genoeg, want Adil grijnst wel, maar doet vlot wat hem gezegd wordt.
Net op het moment dat ik de klas met een opdracht in het gareel heb gekregen, komt Adil –nog steeds vrolijk en energiek- binnen met de kranten en geeft ze aan mij.
“Alstublieft juffrouw,” zegt hij met een grote smile naar de rest van de klas en vooral naar Semih. Adil vindt zichzelf wel erg leuk en alhoewel ik hem charmant vind en de absurde humor van de hele toestand wel in kan zien, meen ik er toch goed aan te doen een ernstige noot aan het jolige geheel toe te voegen. Dus als Adil eindelijk op zijn plaats zit, zeg ik luid en duidelijk dat ik hem zo meteen het strafwerk zal geven, dat hij op de maandagochtend na de vakantie in moet leveren met een handtekening van zijn ouders.
Ineens slaat zijn stemming om en is hij hartstikke boos. Hij roept verontwaardigd door de klas dat hij helemaal geen strafwerk gaat schrijven volgende week omdat hij daar geen tijd voor heeft en hij gaat ook geen handtekening vragen en hij zweert (“Woelah!”) dat hij het niet gaat doen, want hij heeft heel veel afspraken en hij gaat ook werken, dus hij kan niet eens strafwerk maken, etc. etc.
Om zijn woorden kracht bij te zetten, gebaart hij wild met zijn armen, slaat af en toe eens met de vlakke hand op tafel en schudt verwoed met zijn hoofd. Hij gaat het echt niet doen!
Ik laat hem rustig uitrazen, terwijl ik vanaf mijn stoel de klas rondkijk en me afvraag in hoeverre dit nou ernst of komedie is. Ondertussen werken sommige leerlingen (wonderbaarlijk genoeg) onverstoorbaar door aan hun opdracht en anderen hebben zich verbaasd giechelend naar Adil omgedraaid. Semih houdt zich op de vlakte.
Als Adil stilvalt, zeg ik op besliste toon tegen hem: “Je pakt zomaar iets dat niet van jou is en dan gooi je het ook nog uit het raam! Dat is niet normaal en daarom moet je strafregels schrijven. En hoe jij hier tekeer gaat, vind ik ook niet normaal. Of moet ik soms denken dat je ouders je niet geleerd hebben hoe het hoort?! Dus nu ga je aan het werk en hou je je rustig.”
Hij pruttelt nog wat, terwijl zijn klasgenoten hun instemming met mij betuigen, maar pakt wel z’n boek en schrift erbij. Het wordt stil in de klas.
Ik schrijf op een A4-tje: “Onder geen enkele voorwaarde mag ik tijdschriften, kranten, boeken of andere dingen vanaf de vierde verdieping naar beneden gooien. Als ik dat toch doe, moet ik strafregels schrijven.” Bovenaan zet ik Adil’s naam en het aantal malen dat hij dit gaat overschrijven: 50x. Dan loop ik zachtjes door de klas en leg het blaadje op zijn tafel. Hij bekijkt het en slaat weer op tilt.
“Juffrouw, dit is veel te veel. Vijftig keer, dat is echt veel te veel! Dit ga ik niet doen!” roept hij door de klas, opnieuw met een hoop vertoon van verontwaardiging en temperament. Maar ik bemerk een opening.
“Hoe vaak zou jij dan redelijk vinden?” vraag ik hem op uitdagende toon.
“Twintig keer!” en hij lacht alweer een beetje.
“Neeeheeeh,” lach ik terug ”veertig keer!”
“Vijfentwintig keer!”
“Dertig keer en dat is mijn allerlaatste bod!”, zeg ik en loop met uitgestoken hand op hem af. Hij pakt hem aan en zegt: “Afgesproken,juffrouw.”

Maandagochtend, na een week vakantie, staat hij om half negen met zijn ondertekende strafwerk (vier volgeschreven A4-tjes) voor mijn neus. “Ik heb alles geschreven en ik ken het zelfs uit mijn hoofd, juffrouw.” Met stralende ogen raffelt hij de zinnen af en kijkt me verwachtingsvol aan.
Natuurlijk krijgt hij een dik vet compliment!

zondag, februari 22, 2009

Khalid Boudou op school

Ik geef Nederlands aan o.a. een tweede klas met zeer levendige, enthousiaste en fantasievolle leerlingen. Ze houden ontzettend van verhalen vertellen en verzinnen. Daarom zijn we met het schrijven van een boek begonnen over een onderwerp dat ze zelf hebben bepaald: een jongen en een meisje uit Amsterdam West hebben iets met elkaar, totdat het meisje wordt ingepalmd door een loverboy. Er is research gedaan, er zijn discussies gevoerd, we hebben de personages al wat ontwikkeld en een grove verhaallijn is uitgezet.
Omdat lezen helpt als je zelf wil schrijven, hebben we Pizzamaffia van Khalid Boudou gelezen. De leerlingen waren stomverbaasd dat er zo’n boek bestond: met taal die ze zelf ook gebruiken en met situaties, personages en dilemma’s die ze (her)kennen uit hun eigen leven. Het enthousiasme was zó groot dat ik besloot om de schrijver naar school te halen. Via de officiële instantie was het behoorlijk aan de prijs, maar zodra Khalid hoorde dat het voor jongeren was en ook nog eens uit het “onvolprezen” Amsterdam West, was hij bereid om voor de helft van de prijs te komen.
Toen ik de ontmoeting aankondigde in de klas, was de eerste reactie, dat er voor lekker eten en drinken gezorgd moest worden. Gastvrijheid is belangrijk! Toen dat eenmaal geregeld was, werden er vragen opgesteld in de categorieën beroep, persoonlijk en ontwikkeling. Twee koppels meldden zich als gespreksleiders, nadat we hadden besproken wat dat inhoudt en hoe je zoiets doet.
De donderdag voor de voorjaarvakantie was het zover.

Om 13 uur zaten we achter de in een rechthoek opgestelde tafels, met zelfgemaakte naambordjes voor ons, te wachten op onze gast. De leerlingen hadden allerlei versnaperingen meegebracht: Turkse pizza stond naast een schaal haring, er waren koekjes en chips en er was drop. De multiculturele samenleving!
Bij het hek van de school opgewacht door drie jongens van respectievelijk Turkse, Marokkaanse en Ghanese afkomst, werd een vrolijk lachende Khalid Boudou uiteindelijk het lokaal binnengebracht en naar zijn plaats geleid. Tijdens het voorstellingsrondje lieten zelfs de meest luidruchtige leerlingen zich van een –voor mij nog onbekende- beleefde en bedeesde kant zien. Ze waren duidelijk onder de indruk van hun gast. Maar al snel was het ijs gebroken, mede door de open en geïnteresseerde houding van Khalid naar deze pubers toe.
De leerlingen wilden graag weten waar hij vandaan kwam en hoe hij tot schrijven was gekomen. Khalid vertelde dat zijn vader vroeger in Marokko heel arm was geweest. Er was wel een school in de buurt, maar daar kon vader Boudou niet altijd heen. De leraar moest namelijk betaald worden met een stukje vlees of een eitje (niet eens in geld!) en soms had zijn familie zelfs dat eitje niet... Dus toen de vader van Khalid ouder werd, is hij naar Nederland gekomen om meer geld te verdienen en zo zijn kinderen een betere toekomst te bieden.
“Wat vonden uw ouders en familie ervan dat u schrijver wilde worden?”
“Een arme vader wil dat zijn kinderen rijk worden en schrijvers worden meestal niet rijk. Iedereen dènkt dat wel, maar het ìs niet zo,” reageerde Khalid. Hij legde vervolgens uit hoe hij het aangepakt had en gaf de leerlingen een goede raad mee:
“Veel praten, veel discussie en uiteindelijk kom je er wel uit. Maak je los, kies voor jezelf, maar zonder anderen pijn te doen. Niet met geweld en met hard op deuren slaan. Langzaam aan dat stuurtje draaien, zodat alles wordt bijgesteld.”

In anderhalf uur tijd zijn er heel wat onderwerpen de revue gepasseerd: taboes in de Marokkaanse cultuur van 15 jaar geleden en nu, het roken van weed, trouwen, hoe lang het duurt om een boek te schrijven, voetballen en andere hobby’s, geld verdienen en wat er leuk aan is om een boek te schrijven: je creëert je eigen wereld. De sfeer was zeker geanimeerd, maar tegen het einde vonden enkele leerlingen het wel moeilijk om zich te blijven concentreren. Toch bleven er na de bel nog zo’n zeven leerlingen zitten om na te praten.
Oumaima, die had willen weten of Khalid getrouwd was (en die vraag tot grote hilariteit van ons allemaal ook had gesteld) maakte gebruik van de gelegenheid, ging naast hem zitten en zette een onverbloemd flirtoffensief in.
“Wilt u nog wat drinken, wilt u nog wat chips?” Compleet met de zogenaamde hair-flip had ze het er maar druk mee. Ik zat er bij en keek er verbaasd naar, terwijl ik me afvroeg hoe dit in te schatten en of ik in moest grijpen. Gelukkig kon Khalid er heel goed mee om gaan: hij hield met veel humor afstand zonder haar te schofferen. En toen maakte Bilal een gouden opmerking, waardoor we allemaal in lachen uitbarstten: “Meester, u moet oppassen hoor, want ze doet dat nu met u: heel langzaam aan het stuurtje draaien…”

maandag, februari 16, 2009

Plantjes

In de week voor de Kerstvakantie kwam ik in "mijn" lokaal en merkte dat er twee planten verdwenen waren. Er lag her en der wat potaarde op de grond en in de prullenbak vond ik resten van wat eens een hedera en een aloë vera waren geweest. Wat was er gebeurd? Welke klas had hier les gekregen en van wie? Op dat moment vielen die vragen niet te beantwoorden, maar het spookte in mijn hoofd terwijl ik een 1e klas Nederlandse les probeerde te geven.
Ik heb al vaak ervaren dat het in dergelijke situaties –als je gedachten elders zijn- beter is om er iets over te zeggen tegen een klas, dan om heel krampachtig te gaan doen alsof er niets aan de hand is. Leerlingen zijn gevoelig voor onderstromen en je kunt ze er maar beter bij betrekken dan met man en macht te proberen gewoon les te geven, terwijl je vol met vragen of emoties zit.
"Ik ben een beetje in de war, omdat er vanochtend een andere klas les heeft gehad in dit lokaal en nu zijn er twee plantjes verdwenen," zei ik "en dat vind ik echt heel vervelend."
Allereerst kwamen er reacties in de trant van "Ja maar, dat hebben wij toch niet gedaan!"
Leerlingen op deze school voelen zich snel aangevallen en beschuldigd.
"Nee, zo bedoel ik het ook niet. Ik wil alleen uitleggen waarom ik misschien een beetje afwezig ben. Ik begrijp niet dat zoiets kan gebeuren."
"Waarom heeft die leraar niks gedaan?"
Goede vraag. Weet ik geen antwoord op.
Het is in ieder geval fijn om te merken dat deze leerlingen net zo verontwaardigd zijn als ik: zij vinden het ook niet leuk dat de plantjes wijlen zijn en laten en passant weten dat ze het echt waarderen dat ik iets moois probeer te maken van dit troosteloze lokaal.

Later blijkt dat er van alles is voorgevallen tijdens de economieles van een 4e klas en dat de hoofdverdachte Ashraf is, de jongen die een paar maanden geleden zó prachtig voor me heeft gezongen dat ik er kippenvel van kreeg. Ashraf is niet altijd een lieve jongen met ontroerende kwaliteiten, hoor ik. En hij weigert tegenover èn zijn teamleider èn zijn mentor èn de betreffende leraar te bekennen dat hij die planten heeft vernield. Dus tegenover mij kàn hij (als hij het al zou willen) niet eens meer de waarheid spreken: het zou gezichtsverlies betekenen.
Ik verzin een list.
Na de kerstvakantie zie ik hem in “mijn” lokaal zitten: hij heeft weer economie. Met een grote glimlach op mijn gezicht wenk ik hem en hij komt naar buiten. Ik steek mijn hand uit, hij pakt hem aan, glimlacht ook.
“Hé Ashraf, hoe is het? Ik wou je even een Gelukkig Nieuwjaar wensen. Heb je een leuke vakantie gehad?”
Hij is een beetje verbaasd: haal ik hem daarvoor de les uit?
“Ja, was ok. U ook een Gelukkig Nieuwjaar.”
“Zeg, wist je eigenlijk dat dit mijn lokaal is…..?”
De schrik in zijn ogen is er slechts een nanoseconde, maar ik heb het gezien.
We keken elkaar recht aan, ik heb het gezien en ben daardoor gerustgesteld. Hij schudt zijn hoofd in ontkenning.
“Nee, hè? Dat dacht ik al… Vorige keer zijn hier wat dingen misgegaan, terwijl ik zo mijn best doe om het een beetje gezellig te maken. Dat heb je waarschijnlijk wel gezien. Ik weet niet hoe dat precies gebeurd is en wie het gedaan heeft… Ik zou je alleen willen vragen of je voor mij een oogje in het zeil wil houden. Even opletten dat het netjes blijft en er niks kapot wordt gemaakt. Zou je dat willen doen voor mij?”
“Natuurlijk,” zegt hij, “komt in orde, juffrouw.”
Ik zeg dat ik dat heel erg waardeer en hij gaat terug naar de les.

Sindsdien is er niets meer gebeurd en onlangs heb ik hem daarvoor bedankt.
Hij glom van trots.

maandag, december 15, 2008

Schuren op het feest

Vlak voor de Kerstvakantie is er een schoolfeest georganiseerd. De laatste loodjes wegen nogal zwaar, dus ik weet nog niet zeker of ik erbij zal zijn. Maar ik ben wel erg nieuwsgierig: hoe gaat zoiets op een zwarte vmbo-school? Welke muziek wordt er gedraaid, wordt er (stiekem) gezoend en gevreejen en …. is er iets te merken van het feit dat alcohol haram is?
“Wie gaat er naar het schoolfeest?” informeer ik van tevoren in diverse klassen. Meer jongens dan meisjes steken hun vinger op.
“Waarom ga jij niet?”
Imane is een leerlinge uit de 2e klas, waarvan ik weet dat ze niet op haar mondje gevallen is.
“Ik weet het nog niet zeker, juffrouw. Ik mag niet van mijn neef. Maar dat kan me niet schelen. Alleen mijn vader heeft iets over me te zeggen, of niet soms?!”
Ik doe alsof ik er niets van begrijp.
“Je mag niet van je neef? Hoe zit dat?”
“Hij is bang dat er dingen met me gebeuren die niet mogen.”
“Zoals?” Ik houd me ongelofelijk van de domme en er wordt flink gegiecheld in de klas. Een ander meisje verkondigt op luide toon, dat zij niet mag van haar broers.
“Hij is bang dat ik geschuurd wordt door zijn vrienden!”
Imane komt maar net boven het tumult uit.
Schuren is een manier van dansen. De jongen staat achter het meisje, waarbij hij haar losjes bij de heupen vasthoudt en zijn onderlijf tegen het hare aanduwt. Op het ritme van de muziek wrijft en trilt men zo wat tegen elkaar aan. Droogneuken op z’n hondjes heb ik het wel eens horen noemen en daar heeft het inderdaad iets van weg. De eerste keer dat ik het live aanschouwde, was op mijn vorige, witte school: een heel raar gezicht!
“Maar kan je neef dan niet beter tegen zijn vrienden zeggen, dat ze je met rust moeten laten? En die neven en broers: schuren die zelf niet?”
“Jawel, natuurlijk doen ze dat!”
De meisjes roepen opgewonden door elkaar heen. De jongens zijn heel rustig. Ze lachen wel een beetje mee, maar zeggen nauwelijks iets.
“Ik snap niet dat je neef of broer kan zeggen dat je niet naar een feest mag, terwijl jij dat als meisje niet terug kunt zeggen. Is dat eerlijk?”
“Zo is het nou eenmaal bij ons, juffrouw. Meisjes moeten ervoor zorgen dat er geen schaamte neerkomt op de familie. Meisjes kunnen zwanger worden.”
“Sinds wanneer word je zwanger van schuren?! Heb ik iets gemist? Bovendien: als je bang bent om zwanger te worden, gebruik je condooms of de pil. Toch?”
Ik zeg het allemaal met een grote, verbaasde grijns op mijn gezicht.
Dan vertelt Imane, dat er meisjes zijn die naar hun broers en neven moeten luisteren, maar dat er ook meisjes zijn die -net als zij- het vertrouwen van hun ouders hebben, dat ze geen domme dingen doen.
“Die anderen zijn ouderwets, juffrouw!”
Later hoor ik dat er toch wat moslimleerlingen behoorlijk lam waren op het feest: jongens èn meisjes die "ingedronken” waren binnengekomen. Maar de algemene sfeer was uitstekend en… is er flink geschuurd!

dinsdag, december 09, 2008

Slachtfeest

Het Slachtfeest is één van de belangrijkste islamitische feesten en duurt zo’n drie dagen. Gisteren hebben de leerlingen er één dag vrij voor gekregen. De docenten niet. Wij kregen een studiedag aangeboden, waarbij onze moslimcollega’s waren geëxcuseerd, zodat ze ook feest konden vieren. Ik was eigenlijk heel graag samen met leerlingen en collega’s naar de moskee gegaan, maar die gedachte houd ik vast voor volgend jaar. Als nieuwkomer moet je ook niet al te snel van de gebaande paden af willen wijken.
Vanochtend is een flink aantal kinderen afwezig. Waarschijnlijk te moe om aan te treden of ziek gemeld door ouders, die het feest net even belangrijker vinden dan school. Ik geef een blokuur Nederlands aan een eerste klas en begin met te vragen wie er naar de moskee is geweest gisteren. Bijna allemaal. Sommigen moesten buiten bidden, omdat het binnen zo druk was.
“Na het bidden ben ik naar huis gegaan. De imam ging nog wel wat vertellen, maar da’s in het Arabisch en dat snap ik toch niet,” vertelt Nadir.
Dan vraag ik waar het Slachtfeest over gáát.
Leerlingen vertellen wat over gezelligheid, familie, het kopen/slachten van een schaap en dat delen met buren en arme mensen.
“Maar wat betekent het feest? Welk verhaal in de Koran heeft er mee te maken?” dring ik aan.
De leerlingen kijken een beetje lacherig naar elkaar: ze weten het eigenlijk niet.
“Hoe zit dat met dat schaap? Denk eens na…” probeer ik ze op gang te krijgen.
“O ja!” roept Anass door de klas en schiet rechtop in zijn stoel. De anderen draaien zich verwachtingsvol in zijn richting.
“Er was een vader die zijn zoon moest slachten van Allah… Ibrahim: zo heette hij!” Hij kijkt triomfantelijk in het rond. Het begint bij meerdere leerlingen langzaam te dagen.
“En verder? Hoe heette de zoon?”
Anass haalt zijn schouders op, maar de vinger van Youssra schiet de lucht in, terwijl ze roept: “Ismael! En er was iets met het mes… het mes deed het niet. Wel op een steen, maar niet op de keel van Ismael!” Er wordt geknikt en gemompeld in de klas, maar al met al heeft het nog heel wat voeten in aarde, voordat we het verhaal compleet hebben. Toen Ibrahim wilde doen wat Allah hem op had gedragen, hoefde het niet meer en mocht hij in plaats van Ismael een schaap slachten: hij had bewezen dat hij gehoorzaam was.
Daarna praten we nog over de dode schapen, want ik wil zo precies mogelijk weten hoe dat gaat. Nou, die worden gekocht door de vaders en vervolgens op het balkon gelegd, met een wit lakentje eroverheen tegen de boze geesten. Op gezette tijden wordt het schaap naar binnen gehaald, zodat de moeder er bruikbare stukken vanaf kan snijden, die vervolgens worden gebraden of uitgedeeld.
“En dan ligt er allemaal schapenbloed in de gang, juffrouw, en dat moet ìk schoonmaken van mijn moeder. Da’s toch niet eerlijk?!” Oumaima’s stem schiet de hoogte in, terwijl ze rilt van afschuw.

zondag, november 16, 2008

Handen

Op de school waar ik vandaan kom, sta je als leraar aan het begin van de les bij de deur van je lokaal en begroet je alle leerlingen met een handdruk. Elk kind kun je zo persoonlijk welkom heten en even aankijken. Door een scherpe waarneming (en die is te trainen!) kun je niet alleen veel aflezen van het gezicht, maar zelfs de handdruk kan informatie geven. Soms is het goed om uit te spreken wat je opvalt of er een vraag over te stellen: een nerveuze blik, vermoeide schouders, stralende ogen, een opgewonden ademhaling, krachteloze of zweterige vingers. Door het noemen van de naam van de leerling bevestig je dat hij of zij letterlijk gezien is.
Aan het einde van de les krijgen alle leerlingen weer een hand ter afsluiting. Het kan tevens een passend moment zijn om even te spiegelen hoe het is gegaan. “Je hebt vandaag goed gewerkt.” of “Probeer morgen wat beter op te letten.” zijn voorbeelden van opmerkingen die dan gemaakt kunnen worden. Soms wil de leerling zelf nog iets kwijt of een korte vraag stellen.

Toen ik na de zomer op mijn nieuwe school kwam werken, heb ik collega’s gevraagd of hier een soortgelijke gewoonte bestond. Het antwoord was ontkennend. Ik besloot toch maar te doen wat ik gewend was, omdat ik me domweg niet voor kon stellen hoe ik het anders zou moeten aanpakken. En zo is het gegaan.
Het handen schudden was in het begin van het jaar een goede methode om snel ieders naam te leren kennen en de meeste leerlingen lijken er totaal geen moeite mee te hebben. Ze vinden het vaak merkbaar prettig om op deze manier de les te beginnen, want als ze dan een keer te laat komen en ik al achter mijn tafel zit, komt zo’n leerling naar me toe om me de hand te schudden alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ze stellen het contact en de daarbij behorende aandacht blijkbaar op prijs. Dat doet me veel plezier.
Soms bemerk ik schuchterheid of afstand. Dan voel ik hoe de andere hand slechts nauwelijks de mijne raakt. Of dat er weliswaar een hand wordt uitgestoken, maar dat het ritueel (want dat is het natuurlijk ook!) wordt afgeraffeld. Ook komt het voor dat een leerling het lastig vindt om me recht in de ogen te kijken. Er zijn er zelfs een paar die er een sport van maken om het moment te ontwijken: die sluipen bijvoorbeeld achter de rug van een klasgenoot het lokaal binnen.

Enige weken geleden begon er in een tweede klas wat gedoe te ontstaan rondom het handen geven. Er werd gesuggereerd dat een ander mij een bespuugde hand had gegeven en dat de mijne nu niet schoon zou zijn. Er werd gemopperd “we zitten niet meer op de basisschool”. Er werd geprobeerd om snel langs me heen te glippen.
En afgelopen vrijdagmiddag is deze klas gaan muiten. De klassenvertegenwoordiger meldde dat de hele klas het niet meer wilde, dat ik sowieso de enige leraar was die handen wilde geven en dat ze het kinderachtig en stom vonden. In eerste instantie was ik blij dat de zaak nu dus openlijk besproken ging worden, maar al snel werd het een geroep en geschreeuw van jewelste. Toen ik duidelijk kon maken dat dit geen manier van doen was en ik hen niet kon verstaan en zij mij niet, werd het weer wat rustiger.
Vervolgens heb ik ze verteld waarom ik het handen geven zo belangrijk vind:
1) Op de school waar ik vandaan kom ben ik het zo gewend en gebeurt het t/m de eindexamenklas, dus het heeft niks te maken met kinderachtigheid;
2) Ik kan op deze manier de leerlingen veel beter inschatten aan het begin van de les en nog even iets persoonlijks zeggen aan het einde van de les: het is een pedagogisch instrument;
3) Het is een mooie oefening in handen geven en ook nodig aangezien uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat 30% van de sollicitanten wordt afgewezen door de manier waarop een hand gegeven wordt.
Helaas waren mijn argumenten niet aan deze leerlingen besteed. Er werd inhoudelijk niet op ingegaan: het bleef bij roepen en gillen. Men bedaarde pas toen ik besloot dat we gewoon aan het werk zouden gaan. Dit moest trouwens echt afgedwongen worden… en ik kreeg dan ook meer en meer de indruk dat dit typisch gedrag was voor een tweede klas: waar liggen de grenzen, kunnen we er gemakkelijk overheen, moeten we ze accepteren, kunnen we onderhandelen of moet er geweld gebruikt worden?

Toch bracht de situatie me aan het twijfelen. En het riep ook de vraag bij me op of ik er goed aan deed om zoiets als handen geven door te zetten als er blijkbaar zoveel weerstand tegen bestaat. Zeker op deze school. Cultuurverschillen enzo. Ik wil niet op Rita Verdonk gaan lijken!
Gelukkig was er nog een moslim-collega beschikbaar voor een goed gesprek. Hij vertelde me dat ook hij handen geeft aan het begin en einde van een les. Leerlingen die daar niet aan mee willen werken, mogen de les niet in en moeten nablijven. En hij kon zich nog goed herinneren dat het voor hem in het begin ook lastig was geweest om een “Nederlandse” hand te geven bij een sollicitatiegesprek.
“Juist daarom is het zo ontzettend belangrijk om de leerlingen van onze school daarin te laten oefenen,” concludeerde hij.
Jammer dus voor deze klas.
Handen geven bij de deur van mijn lokaal is voortaan niet slechts een goede gewoonte die ik heb meegenomen. Handen geven doe ik in het vervolg vanuit een besluit dat staat als een huis. Een huis waarin iedereen van harte welkom is.

vrijdag, oktober 31, 2008

Talent

's Middags hoor ik in de catacomben van het schoolgebouw iets ongewoons achter me. Eigenlijk klinkt het heel vertrouwd, maar ik realiseer me al snel dat ik het op deze school nog nooit gehoord heb. Zingende leerlingen.
Als ik me omdraai, komen er vier wat oudere meisjes en een jongen de hoek omgelopen: 3e, waarschijnlijk 4e klas. Zodra ze me zien, stoppen ze met zingen. Alsof het afgesproken werk is.
Ik stap op ze af en zeg: "Wat mooi! Wat klonk dat waanzinnig mooi. Waarom stoppen jullie nou? Toe, alsjeblieft, zing nog een beetje verder?!"
Ze grijnzen trots, lopen door en ik loop mee. Ik gooi er nog wat smeekbedes bovenop. We hebben er alle vijf plezier in. Als we een hoek omslaan en een lange verlaten gang inlopen, zingen ze weer. Het is duidelijk waar ze hun inspiratie vandaan halen: R&B van MTV. De hoofd- en handbewegingen worden net zo feilloos gekopieerd als de harmonieën.
"Waar hebben jullie dit geleerd? Hoe vaak oefenen jullie? Hebben jullie wel eens opgetreden? Dat moeten jullie doen, hoor. Jullie zijn echt heel goed!" Ik vuur mijn vragen op ze af, zó blij ben ik met deze ontmoeting. Het geeft het sombere gebouw onverwachte glans.
"Ashraf kan pas echt zingen, juffrouw," zegt één van de meisjes en knikt in de richting van de jongen, die een gezicht heeft met opvallend zachte trekken. Ik herken hem nu van de keer dat ik in de aula een petjes-akkefietje had met vrienden van hem, maar kies ervoor om dat even te negeren. Dit is een veel te mooie gelegenheid voor positieve bevestiging!
"Is dat zo, Ashraf? Laat je me wat horen?"
Hij kijkt een beetje verlegen naar de grond en glimlacht, terwijl de meiden hem, luid door elkaar heen pratend, loven en prijzen.
"Zing dan voor de juffrouw, Ashraf," komt er ééntje op het idee en we vallen haar allemaal bij. Gelukkig laat hij zich overhalen.
"Maar dan moeten jullie me niet aankijken."
Even later staan we allemaal met de rug naar hem toe.
"Echt niet kijken hoor," zegt hij nog een keer.
En dan begint hij te zingen. Hij heeft een tere stem, maar met een prachtige, warme klank waarmee hij de hoge en lage tonen moeiteloos en helder haalt. Zijn uitspraak van het Engels is nog wat onbeholpen, maar de strekking van het lied is duidelijk: droefenis tussen een vader en een zoon.
Ik luister met tranen in mijn ogen van ontroering, kippenvel op de armen. De meiden en ik staan daar doodstil en onbeweeglijk, totdat de laatste toon is weggeklonken. Dan draaien we ons tegelijkertijd om en beginnen te klappen en te joelen.
Ashraf straalt door zijn verlegenheid heen en de meiden zijn oprecht blij voor hem.
Wat een mooi gezicht.

maandag, oktober 20, 2008

woensdag, oktober 15, 2008

Kauwgom

Het is vrijdagmiddag, de schoolweek is bijna afgelopen en ik "mag" een tweede klas nog een uurtje Nederlands geven, terwijl ze hiervoor gym hebben gehad... Wie heeft dit bedacht? Of over het hoofd gezien? Maakt niet uit: de leerlingen en ik moeten ermee zien te dealen.
Eén voor één komen ze binnendruppelen, zodat uiteindelijk 10 minuten na het officiële begin van de les iedereen op zijn plek zit. Er wordt gepraat, gelachen en geschuifeld: niemand heeft zin om zijn boek te pakken en aan de slag te gaan, terwijl dit doorgaans een klas is, die juist ambitieus is en genoegen schept in hard werken.
Ik zie hoe de kaken van één van mijn favoriete leerlingen fanatiek op en neer gaan. Maryam heeft donkerbruin glanzende krullen, hazelnootkleurige ogen en een vrolijke mond. Ze praat en lacht graag en heeft meestal nauwelijks moeite met de lesstof. Ik heb me al vaak afgevraagd waarom ze in een vmbo-basisklas zit, maar zij schijnt zich er wel prettig bij te voelen. Soms een beetje te… dan kan ze stuurloos overkomen. Maar dat is nog nooit onoverkomelijk gebleken. Van haar mentor heb ik vernomen dat Maryam's vader dominant is en dat ze soms erg bang voor hem kan zijn. In het begin van het schooljaar kwam hij een keer samen met Maryam bij mij de klas binnen om haar te verontschuldigen. Ze was te laat, maar dat kwam door hem, dus ik moest haar niet opschrijven. Hij had met haar moeten praten over iets. Verbaasd signaleerde ik het verschil in Maryam's doen en laten: haar hoofd was ietwat gebogen, ze was heel stil en glimlachte op een gedweeë, bijna huichelachtige manier die ik niet van haar kende. De vader was nogal lang van stof. Met harde stem en ingewikkelde zinsconstructies nam hij zonder aarzeling zoveel ruimte in, dat ik me er niet helemaal gemakkelijk bij voelde.
“Maryam,” zeg ik.
Pas als ik mezelf met nadruk twee keer heb herhaald, kijkt ze me aan met grote ogen die onschuld veinzen. Ik maak een gebaar waarbij ik met mijn vinger naar mijn mond wijs en vervolgens naar de prullenbak die bij de deur van het lokaal staat.
“Spuug je kauwgom maar even uit,“ spoor ik haar aan en ga verder met mijn pogingen om de pubers voor mij tot stilte te manen. Maryam blijft zitten.
“Toe nou even,” en ik knik met mijn hoofd richting de prullenbak.
“Ik heb het al doorgeslikt,” snerpt ze door de klas, terwijl ze triomfantelijk rondkijkt.
“Da’s niet de bedoeling: weet je wel hoe slecht dat is voor je ingewanden? Je moet nooit je kauwgom doorslikken.”
“Pfh,” ze haalt haar schouders onverschillig op, “maakt toch niks uit.”
We zetten de les -zo goed en zo kwaad als het gaat- voort, totdat ik merk dat ze weer (of nog steeds?) op iets zit te kauwen. Ik zie duidelijk iets wits tussen haar kiezen heen en weer gaan.
“Nou Maryam,” begin ik op klagerige toon, “zit je weer te kauwen! Ik wil nu ècht dat je naar de prullenbak loopt en het uitspuugt, hoor.” Ik zucht er demonstratief bij, zet mijn hand op mijn doorgezakte heup en schud mijn hoofd: volkomen bereid om er –zo vlak voor het weekend- samen met haar een grappig toneelstukje van te maken.
Geen goed plan blijkbaar, want ze gaat helemaal los.
Met een enorme stem gaat ze tekeer over hoe ik haar beschuldig van iets dat niet waar is, hoe ik haar uitmaak voor leugenaar, want ze had toch gezegd dat ze het had doorgeslikt en nu begin ik weer en waarom ik haar niet met rust laat en waarom ik haar moet hebben, etc. De rest van de klas vindt het natuurlijk prachtig en doet waar mogelijk nog een extra duit in het zakje: sensatie!
Ik ben volkomen verrast en kan nog maar net een klein restje professionele waardigheid vinden om boven het ontstane tumult uit te roepen, dat ik de discussie nu wil sluiten en dat Maryam na de les even in de klas moet blijven.

Als de bel is gegaan, probeert ze er tussenuit te piepen, maar ik houd haar tegen.
“Maryam, wat is dit nou? Ik ben dit helemaal niet van je gewend.”
“Ik had toch zeker geen kauwgom in mijn mond. Ik had het doorgeslikt. Dan hoeft u toch ook niet zo raar tegen me te doen?!”
Ze is duidelijk niet van plan om in te binden.
“Ik heb het echt gezien. En ik snap best dat het misschien moeilijk voor je is om zoiets toe te geven als de hele klas erbij aanwezig is, maar nu zijn we alleen. Dus zeg nu eens eerlijk: had je kauwgom in je mond of niet?”
“Nee.”
Haar antwoord is zó resoluut en ze kijkt me zó recht aan dat ik even begin te twijfelen aan mijn eigen waarneming. Maar ik heb het toch gezien?!
“Luister meissie. Ik weet niet hoe het komt, maar hier klopt iets niet. Ik dacht dat wij het goed met elkaar konden vinden en nu merk ik dat je de waarheid niet spreekt. Ben je boos op mij? Heb ik iets verkeerds gedaan?”
Ze schudt haar krullen heftig heen en weer. Ik baal hier echt van: hoe doorbreek ik dit? Ik voel me moe en klemgezet. Maar ik wil niet opgeven.
“Nou, kom op dan. Dit is een kwestie van vertrouwen en ik vind het echt heel vervelend dat je nu tegen me staat te liegen. Zo komen we niet verder.”
En dan ineens draait ze zich om en loopt van me weg met snelle pas. Op mijn roepen reageert ze niet. Ik volg haar naar het lokaal waar ze nu blijkbaar les heeft en vraag mijn collega of ik Maryam nog even kan spreken, omdat we nog niet klaar zijn en ze zomaar is weggelopen. Aan mijn hakkelende zinnen merk ik dat dit me meer aangrijpt dan misschien verantwoord is: pedagogische distantie is ver te zoeken.
Als Maryam en ik samen op de gang staan, lopen haar ogen na mijn eerste woorden al vol. Bruusk draait ze zich van me af en kijkt naar buiten, terwijl de tranen geluidloos over haar wangen stromen. Haar armen voor de borst gevouwen, hoofd rechtop. Trots.
“Wat een verdriet. Gaat het thuis niet goed?”
Het is het eerste dat me te binnen schiet.
Ze knikt heftig.
“Heb je ruzie?”
Weer dat knikken.
Heel voorzichtig leg ik mijn handen in een troostend gebaar op haar schouders. Gelukkig, het mag. Ik mompel wat over dat ik het niet wist en hoe naar ik het voor haar vind.
Na een tijdje zo gestaan te hebben, vraagt ze of ze even haar gezicht mag wassen in de wc. Als ze terug is, hebben we het helemaal niet meer over de kauwgom. Terwijl ik haar handen vasthoud, spreken we af dat ze het in het vervolg even bij mij meldt als ze zich niet lekker voelt, omdat ik heus wel begrijp dat ze dan anders reageert op dingen en dan kan ik daar rekening mee houden.
“En hoe moet dat nou in het weekend? Als je zo’n ruzie hebt?”
“Ik ga denk ik bij mijn tante slapen of mijn oma.”
“Ja, doe dat maar. En dan hoop ik dat je het daar heel fijn hebt, want ik vind je een lieverd hoor.” Met een zachte blik kijkt ze me aan en gaat dan terug naar haar klas.

Vanochtend stond ik bij mijn lokaal om leerlingen voor het volgende uur te begroeten en een hand te geven. Bij één van hen constateerde ik kauwgom in de mond.
”Spuug dat maar even uit,” zei ik en wees naar de prullenbak.
Ineens staat Maryam bij ons en zegt breed grijnzend tegen de leerling, terwijl ze hem een stevige klap op de schouder geeft:
“En ga het nou maar niet ontkennen, want daar komen alleen maar problemen van!”
Ze geeft me een knipoog en loopt snel door.

woensdag, oktober 01, 2008

Ouders

Als ik door de gangen loop in een tussenuur, kom ik langs het lokaal waar leerlingen, die de les zijn uitgestuurd, worden opgevangen. Door de grote ramen is het gemakkelijk naar binnen kijken. Mouad uit de eerste klas zit daar een beetje voor zich uit te dromen. Een paar uur eerder heb ik een stevig gesprek met hem gehad, omdat hij het door mij opgegeven strafwerk niet gemaakt bleek te hebben. Dat had hij te danken aan het feit dat hij aan het begin van deze week de les had verstoord door een scheldwoord door de klas te roepen. Toen ik hem daar na de les op aansprak, had hij het -zonder enige hartstocht, op een bijna routineuze manier- eerst maar eens ontkend.
"Ah joh, Mouad. Daar gaan we het toch niet over hebben? Ik heb gehoord dat je het zei. Daar is niks meer aan te doen. We moeten het nu eens worden over hoe we dit afhandelen, zodat je het niet nog een keer doet."
"U gaat toch niet mijn ouders bellen?"
Mouad klonk oprecht ongerust.
"Hoezo? Waarom zou ik je ouders bellen?" vroeg ik.
"Meester B. had dat gezegd: als ik me nog één keer slecht gedraag, gaat hij mijn ouders bellen."
Meester B. is de mentor van Mouad en Mouad weet dat wij regelmatig overleggen. Ik vond Mouads openhartigheid ontwapenend.
"En dat wil jij liever niet?"
"Nee," kwam er heel beslist uit.
"Waarom niet?"
Hij haalde zijn schouders op, maar hoe ik ook doorvroeg, hij wilde geen concreet antwoord geven.
"Geeft u me dan strafwerk, juffrouw, als u maar niet mijn ouders belt."
"Weet je het zeker?"
"Ja," met een hevig hoofdknikken, "en zegt u het dan niet tegen meester?"
"Ik moet hem vertellen wat er is gebeurd, maar ik zal hem vragen om je ouders niet te bellen."
Mouad toonde zich duidelijk opgelucht en samen hadden we de hoeveelheid regels afgesproken, die Mouad de eerstvolgende les 10x handgeschreven bij mij zou inleveren: "Ik mag niet schelden, want dat creëert onrust. Daardoor wordt het leerproces van mijzelf en anderen verstoord. Als ik me gedraag zoals het hoort, hoef ik deze kinderachtige strafregels niet te schrijven."

Vanochtend was die eerstvolgende les en Mouad had zijn strafregels niet bij zich. Ik had me wèl aan mijn deel van de afspraak gehouden. Daarom kreeg Mouad (hij protesteerde overigens niet) er 5x extra schrijven bij. En nu was hij er blijkbaar weer bij een andere leraar uitgestuurd...
Ik besluit een gesprekje met hem te voeren en vraag aan de dienstdoende collega of Mouad even op de gang mag komen.
"Mouad, wat is er aan de hand, jongen? Gaat het wel goed met je? Eerst heb je je strafwerk niet af en nu ben je er door iemand uitgestuurd. Ik maak me zorgen over je."
Hij kijkt me aan met zijn bruine ogen en dan richt hij zijn blik snel naar beneden, hevig knipperend. Gaat hij nou huilen?
"Vertel eens, wat is er gebeurd dat je nu niet in de les bent?" dring ik aan.
En dan komt er een heel verhaal, waaruit moet blijken dat Mouad er eigenlijk part noch deel aan heeft. Het zijn allemaal omstandigheden buiten hem om, andere leerlingen die hem erin hebben geluisd, de juffrouw die het niet goed in de gaten heeft, etc. etc. etc. Hij is geëmotioneerd en heeft er natte ogen van gekregen. Af en toe biggelt er een traan over zijn wangen, die hij dan verwoed wegveegt.
"Misschien moeten we nu toch maar je ouders bellen, want die kunnen je dan helpen om je tas in te pakken, zodat je in ieder geval de juiste spullen bij je hebt."
Zijn ogen zijn heel donker als hij me aankijkt en met met een verstrakt lijf zegt: "U begrijpt het niet! Moslim-ouders zijn niet als Nederlandse ouders! Ze gaan mij niet helpen. Mijn moeder zegt dat ik het zelf moet doen en mijn vader wordt alleen maar boos."
Zodra hij is uitgebriesd steekt hij zijn handen in zijn zakken. Zijn blik gaat naar beneden. Met zijn rechtervoet trapt hij machteloos tegen de muur. Als ik mijn hand op zijn schouder leg, voel ik hoe hij zich weer wat ontspant.
"Maar je bent toch nog een kind, Mouad? Je ouders mòeten je toch helpen?"
"Mijn ouders hebben geen opleiding gehad. Die zijn nooit naar school geweest. Die weten er niks van. Als ik het niet goed doe op school en meester gaat bellen, dan krijg ik alleen maar problemen... Mijn vader...."
"Wat is er met je vader?"
Geen reactie. Mouad kijkt me niet aan en zwijgt.
"Wordt je vader heel erg boos op je?"
"Ik zei toch dat moslim-ouders anders zijn dan Nederlandse ouders?!"
"Slaat hij je als hij boos op je wordt?"
Blik naar beneden, knikkend koppie.
Ojee.
"Geeft hij je dan een tikje of slaat hij je op je hoofd ofzo? Dat het echt flink pijn doet?" Mouad knikt weer.
"Soms duwt hij me... en dan val ik op de grond en..."
Z'n stem wordt nu heel iel. Ik kan hem nog maar net verstaan.
"En dan schopt hij je?" vraag ik door.
Terwijl ik het nare tafereel in gedachten voor me zie, realiseer ik me dat ik niet ben opgeleid voor dit soort gesprekken. Ik kan niet nagaan of hij de waarheid spreekt. Maar iets zegt me dat ik het risico niet mag nemen om hem niet te geloven, om hem in de steek te laten. Dat zou namelijk oneindig veel schadelijker zijn dan wanneer ik misschien achteraf moet vaststellen dat hij me iets op de mouw staat te spelden.
Mouad knikt weer, terwijl hij nog steeds naar de grond kijkt en de tranen langzaam op zijn trui druppen.
"Ach jochie toch," zeg ik en geef hem een aai over zijn stugge haar. Heel even staan we zo zwijgend naast elkaar in de lange, hoge gang van de school.
"Gaat meester nou naar huis bellen of u?" vraagt hij dan.
"Maakt dat verschil?"
"Ja, want meester heeft het alleen over de dingen die fout gaan. En u zegt het ook als het goed gaat."
"Als meester gaat bellen, zal ik ervoor zorgen dat hij ook de goede dingen noemt. En ik zal hem in ieder geval vertellen wat wij nu besproken hebben, want het is belangrijk dat hij dat ook weet... Zullen we het zo afspreken?"
"Morgen lever ik mijn strafwerk in, juffrouw. Of misschien straks in de grote pauze. Ik denk dat ik het nog wel afkrijg."
"Heel goed, Mouad, want dan is dat tenminste opgelost."
"Vertelt u het niet aan andere kinderen?"
Ik schud mijn hoofd en steek mijn hand naar hem uit. Hij legt de zijne erin, we kijken elkaar even aan en dan hij loopt het lokaal weer binnen.
Ik ga op zoek naar zijn mentor.

vrijdag, september 26, 2008

Ramadan- een terugblik

Toen ik na de zomer op deze school begon te werken, zong het al snel rond in de lerarenkamer: “De ramadan komt eraan!”. Over het algemeen was de toon die daarbij gebezigd werd niet positief. Ik werd min of meer gewaarschuwd voor de nadelige effecten op onze leerlingen van de voor moslims zo belangrijke, zelfs heilige maand. Deze geluiden kwamen (uiteraard) van de niet-moslim collega’s.
“Let maar op, leerlingen worden steeds slomer, onwilliger, sneller geïrriteerd en op het laatst is er helemaal niet meer met ze te werken. Soms loopt het zo hoog op, dat er complete vechtpartijen ontstaan. En dan gaan ze weer overal spugen, omdat ze hun speeksel niet door mogen slikken. Gatverdamme!“
Ik kende ramadan alleen vanuit de theorie, dus was erg nieuwsgierig naar wat komen ging.
En toen ramadan een dikke drie weken geleden begon, heb ik in enkele klassen gesprekken gevoerd over de betekenis en de bedoeling van ramadan. Het viel me op dat de leerlingen dat heel leuk vonden. Ineens konden ze heel goed naar elkaar luisteren, elkaar aanvullen en allerlei vragen die ik stelde beantwoorden. Ze vonden het duidelijk erg fijn om over iets dat echt van hen is te praten met een leraar die daar interesse voor toonde. Het was opvallend dat het goede gedrag (niet liegen, niet vechten, niet schelden en beleefd zijn) op gelijke hoogte werd gesteld met het vasten. Daarom durfde ik het later aan om leerlingen, die niet goed met elkaar omgingen, erop aan te spreken met een verwijzing naar de heilige maand. “Zulk gedrag kan het hele jaar niet door de beugel, maar nu toch zeker niet: het is ramadan, joh! Ik weet dat het moeilijk is en dat je honger en dorst hebt en moe bent, maar het wordt wel van je gevraagd. Je moet je goed gedragen.” Vaak pakte dat heel goed uit, maar niet altijd.
Zo had ik afgelopen maandag aan het eind van de dag les met een bijzonder onwillige klas. Misschien toeval, maar met deze klas had ik geen klassengesprek over ramadan gehad. Toen ik vroeg wat er toch aan de hand was, omdat hun gedrag zo dwars en slecht was, werd er wat rellerig geroepen: “Het is ramadan, juffrouw, maar dat snapt u toch niet,” gevolgd door een hoop gejoel en gelach. Niet fijn. Zelfs zo ontzettend niet fijn, dat ik de les voortijdig heb afgebroken.
Later sprak ik hierover met moslim-collega A. en al pratende kwamen we erop, dat het goed zou zijn als een door de leerlingen gerespecteerd persoon met ze zou praten over de bedoeling en betekenis van ramadan. A. heeft toen Yassin El Forkani –jongerenimam in Slotervaart- gebeld en die was meteen bereid om te komen. Er werd een afspraak gemaakt voor donderdag, de eerstvolgende keer als ik dezelfde klas weer les zou geven: geweldig!

Vlak voordat de imam (samen met zijn begeleider en A.) in de klas arriveerde, heb ik de leerlingen op de hoogte gesteld van zijn komst en de aanleiding daartoe: de vervelende les van maandagmiddag. Ik vertelde dat A. en ik er verder over hadden gepraat en dat de imam dus nu speciaal voor hen op school kwam. Er was nog tijd over om ze de cijfers voor te lezen, die ze met werk van vorige week hadden behaald. Die waren nogal laag en daar was wat onrust over in de klas op het moment dat de imam binnen kwam. Het was bijzonder opvallend hoe stil de leerlingen plotseling werden toen de imam binnenkwam: ze waren zwaar onder de indruk!
De imam begon met vertellen/vragen wat een imam nou eigenlijk is: iemand die de Koran heeft bestudeerd en zich bezig houdt met de uitleg daarvan. Uitleg van de Koran is belangrijk, omdat je anders het risico loopt dat je het verkeerd leest en dan fouten maakt.
Daarna kwam het gesprek op ramadan, de vier overige zuilen van de islam en de betekenis daarvan. Leerlingen droegen aan dat het vasten gedaan wordt om –net zoals de armen- honger en dorst te voelen. De imam vroeg naar de ervaringen met ramadan: wat doet het met je als je vast? Leerlingen reageerden heel open en vertelden over vermoeidheid, sneller boos worden, hoofdpijn hebben, geïrriteerd zijn. Een jongen zei dat hij er depressief van werd, omdat hij steeds bang was dat hij per ongeluk toch zou drinken als hij zo’n dorst had...
De imam heeft de leerlingen uitgelegd dat ramadan eigenlijk een cursus is om je heel erg geconcentreerd bezig te houden met je gedrag, omdat de Islam en de Koran er vooral over gaan wat je moet doen en laten in het leven: over je gedrag dus.
Vervolgens ging het over dat goede gedrag en dat je best doen op school, je huiswerk maken en hoge cijfers halen ook bij ramadan horen.
Toen kwam het onderwerp van smoesjes ter sprake. Dat er gezegd wordt dat je de tram niet kan halen (en dus te laat komt), je moeder niet kan helpen, je (huis)werk niet kan doen, niet op kan letten in de klas, snel boos wordt etc, allemaal omdat je aan ramadan doet. Smoesjes vertellen is eigenlijk liegen en dus geen goed gedrag. En de conclusie was: als je je niet goed gedraagt en smoesjes gebruikt om onder je (school)verantwoordelijkheden uit te komen, hoef je eigenlijk ook niet mee te doen met vasten, want dat heeft dan geen zin. Je kunt dan net zo goed wèl eten en drinken.
Door de leerlingen werd geopperd dat de school meer rekening moet houden met hoe moeilijk het vasten is en daar respect voor moet hebben. De imam ging daarop in door te zeggen, dat je een proefwerk of een toetsje gewoon moet leren, ook tijdens ramadan en de ramadan niet moet gebruiken als smoes om het niet te doen. Het klopt nou eenmaal niet als je tijdens ramadan je verantwoordelijkheden laat liggen. En hoe moet een leraar daar dan respect voor opbrengen?
De begeleider van de imam (die als een soort aangever fungeerde) opperde dat het er voor de leerlingen misschien ook mee te maken heeft dat de juffrouw geen moslim is en niet meedoet met ramadan en dat je dan minder respect voelt voor die juf. Dat werd beaamd. Een leerling zei dat als de leraren niet vasten “ze” niet weten wat de leerlingen doormaken en daar geen respect voor hebben.
Daarop heeft A. verteld, dat ik in mijn eigen vrije tijd er juist heel erg mee bezig was, dat ik er dus wel degelijk respect voor heb en dat dat er ook voor gezorgd heeft dat nu de imam voor hen naar school was gekomen. Ik vond het erg aandoenlijk, dat leerlingen daarop spontaan applaudisseerden.

Uit mijn rapportage van deze gebeurtenis aan de directie het volgende: “Ik denk dat het goed zal werken als wij als leraren met de leerlingen in gesprek gaan over ramadan en benadrukken dat we het enorm respecteren dat ze zichzelf zoiets zwaars opleggen. Pas als dàt duidelijk is, kun je een volgende stap zetten en gaan praten over goed gedrag. Ze voelen zich al bij voorbaat bekritiseerd omdat ze vasten en als ze dan van daaruit op hun kop krijgen, is er bepaald geen sprake van een pedagogische situatie waarin je iets kunt bereiken, lijkt mij.
Tenslotte lijkt het me buitengewoon belangrijk om niet uit te stralen dat we blij zullen zijn als “het” weer voorbij is of dat we zelfs liever zouden hebben dat het wordt afgeschaft, omdat het alleen maar lastig is. Integendeel: prijs de kinderen, die zich wel goed gedragen en hun werk goed blijven doen, de hemel in! Goed gedrag tijdens ramadan is van meer waarde dan buiten ramadan, want veel moeilijker om vol te houden. Het is mijn indruk dat onze leerlingen het over het algemeen dolgraag goed willen doen tijdens ramadan, maar daar hebben ze onze hulp hard bij nodig. Complimenten helpen daarbij enorm. En wellicht kan een aantal bezoekjes/klassengesprekken met de jongerenimam ook een heel positieve bijdrage leveren, omdat ze dat als ondersteuning zullen ervaren.”

vrijdag, september 12, 2008

Petje op, petje af deel II

Terug in de lerarenkamer schiet ik de eerste de beste collega aan en vertel haar het verhaal van de jongen en het petje en de dreiging die er vanuit ging toen hij zo achter me aankwam in de gang.
"Wat kan ik hier nou het beste mee doen?" vraag ik haar tot slot.
"Melden aan de mentor," is het resolute antwoord, "en die moet dan maar kijken hoe dit afgehandeld wordt. Maar je moet het melden, anders gebeurt er sowieso niets."
Tot mijn vreugde zijn er zelfs formuliertjes om dit soort incidenten te registreren.
Aangezien de collega me heeft aangeraden om mijn melding persoonlijk te overhandigen, in plaats van het via een postvakje te spelen, zoek ik de betreffende mentor op in haar lokaal.
Bijna opgewekt neemt ze mijn ingevulde formulier in ontvangst en begint hele verhalen te vertellen over de klas, die ze dit jaar onder haar hoede heeft gekregen: hoe slecht de werksfeer is, hoe de leerlingen met pennen en andere voorwerpen door de klas gooien, hoe er gescholden wordt en hoe ze al om een co-mentor heeft gevraagd, omdat ze het eigenlijk niet alleen aan kan.
"Ik hoef hier nog maar een paar jaar en ik laat me echt niet gek maken door die kinderen, hoor." Dappere, maar ook wat droevige glimlach.
De moed zakt me enigszins in de schoenen. Is dit mijn voorland?
"Maar wat ga je er nou mee doen?"
"Ik ga zo met zijn ouders bellen en ik maak een kopie van jouw briefje en geef dat aan de teamleider, want die moet hier ook van weten, vind ik."
Als ik aan het einde van de middag naar huis fiets, weet ik niet wat ik mag verwachten.

De volgende ochtend (donderdag dus), in de eerste pauze al, komt die teamleider met het kopietje in de hand naar me toe en vertelt me dat hij Yassine al gesproken heeft en hem een aulaverbod heeft opgelegd voor een week. Ik was namelijk niet de enige die op dezelfde dag een aanvaring had gehad over zijn slechte gedrag in het algemeen en zijn petje in het bijzonder. Hij vertelt dat hij een goed maar stevig gesprek heeft gehad en dat hij niet denkt dat de jongen het mij nog persoonlijk kwalijk zal nemen. Ik hoef niet bang voor hem te zijn.

Maar later merk ik dat ik er nog niet helemaal op gerust ben en dat ik geen zin heb om hiermee rond te blijven lopen. Per e-mail meld ik aan de teamleider dat ik graag ook nog een korte ontmoeting wil om het incident echt af te ronden.
En alweer wordt er razendsnel gehandeld, want vanochtend in de kleine pauze zit ik met Yassine en de teamleider om de tafel. Dat wil zeggen: wij zitten aan tafel en Yassine heeft zijn stoel demonstratief een halve meter naar achteren geschoven.
"We zijn hier bij elkaar, Yassine, omdat Mw. Dollekens graag nog iets tegen je wil zeggen over wat er deze week gebeurd is."
Yassine kijkt naar de grond.
"Ik vind het eigenlijk heel vervelend" begin ik vol goede moed, "dat we elkaar op deze manier hebben ontmoet. En daarom wil ik met nadruk tegen je zeggen dat het er mij niet om gaat dat ik je een nare jongen vind, maar dat het me puur en alleen om je gedrag ging. Ik ken je verder niet, dus daar heb ik geen oordeel over. Je lijkt me eigenlijk best een aardige jongen, maar we moeten ons allemaal aan de regels houden van school houden en daar ging het me om. Snap je dat?"
Ik heb het gevoel alsof ik tegen een muur praat. Hij keurt me geen blik waardig. Zo voelt het althans.
"Waarom mogen we eigenlijk geen pet op?" vraagt hij fel. Niet aan mij, maar aan de teamleider, die hij wèl aankijkt nu.
De teamleider zegt heel terecht dat het daar nu niet om gaat.
"Je mag ook niet door rood rijden, da's ook een regel en daar houden we ons ook aan."
"Ja, logisch," reageert Yassine heel gevat, maar ook wel wat voorspelbaar, "dat is omdat er anders ongelukken gebeuren in het verkeer. Maar waarom zou je geen pet op mogen?"
En daarmee gebeurt er iets, wat ik al veel vaker heb bemerkt. In plaats van dat een leerling ronduit toegeeft dat hij een regel heeft overtreden en dat dat niet kan, weet hij het gesprek heel handig dusdanig te sturen (door steeds maar vragen te stellen, is me opgevallen) dat de ànder zich gaat verantwoorden. Terwijl dat op dat moment helemaal niet onderwerp van gesprek zou moeten zijn. En ja hoor, de teamleider gaat erop in: het heeft met respect te maken. En uiteraard neemt Yassine daar geen genoegen mee, want of er dan uitgelegd kan worden wat respect nou eigenlijk is: een pet ophebben heeft daar helemaal niks mee te maken, etc. En pas dàn zegt de teamleider waar het op staat.
"Hoor eens Yassine, we hebben het hier al over gehad. Je hebt toegegeven dat je hartstikke fout zat en je hebt straf gekregen. Ik heb toen ook tegen je gezegd dat het me een goede zaak lijkt als je Mw. Dollekens bij gelegenheid nog je excuses zou aanbieden. Dat kan nu, dus ga je gang."
"Ik ga mijn excuses niet aanbieden," zegt hij dan, armen over de borst gekruist, ogen naar beneden.
"Waarom niet?" vraagt de teamleider.
"Omdat ze liegt."
"Hoezo?"
"Ik heb geen je tegen haar gezegd."
Het is net alsof ik niet aanwezig ben.
"Je hebt je niet gedragen zoals het hoort, Yassine. Excuses zijn daarom op hun plaats. Als je weigert, ga ik je ouders bellen en vragen of die voor een gesprek op school komen."
Even is het stil.
"OK... ik bied mijn excuses aan."
Voor een halve seconde gaat zijn blik in mijn richting.
"Fijn dat je dat zegt en fijn dat je me er even bij aankeek. Ik ga er vanuit dat dit de laatste keer is, dat we elkaar op deze manier treffen," is mijn reactie, terwijl ik me afvraag of dit allemaal nou wel zo pedagogisch is. Ik kan namelijk met geen mogelijkheid inschatten wat het effect van deze exercitie is op Yassine. En daar gaat het toch om? Of gaat het ook om andere dingen?
De bel snerpt, de pauze is voorbij.
"Ga maar gauw naar je les," zegt de teamleider.
Yassine (die al was opgestaan) is binnen no time het lokaal uit.
De teamleider grijnst.
"Gewoon recalcitrant pubergedrag, door de omstandigheden een beetje uitvergroot," is zijn analyse. Hij is duidelijk tevreden.
Als één en ander na een paar uurtjes bezonken is, voel ik me toch ook wel wat beter door het gesprek. De angel is eruit tussen Yassine en mij. Daar moet ik in ieder geval maar op vertrouwen.

woensdag, september 10, 2008

Petje op, petje af, deel I

Terwijl Zoon dezer dagen voor zijn literatuurlijst Bint van Bordewijk leest, heb ik op woensdagochtend in de aula van mijn school "dienst": ik houd toezicht. Er hangt een onrustige sfeer. Misschien omdat het nu halverwege de tweede week van ramadan is. Door het aanhoudende slaapgebrek en het vasten worden de leerlingen hangerig, slap en misselijk aan de ene kant en luidruchtig, uitgelaten en enigszins recalcitrant aan de andere kant.
Iemand van de bewaking komt naar me toe. Of ik die jongen ken, die met dat witte shirt, die rechts bij het raam zit.
Ik kijk en heb werkelijk geen idee.
"Waarom wilt u dat weten?" vraag ik.
"Hij had net zijn pet op en ik ben naar hem toegegaan om te vragen of hij hem af wilde zetten. Dat deed hij. Maar toen ik me even later omdraaide had hij hem gewoon weer opgezet. Dus ging ik naar hem toe en vroeg hem zijn naam en zijn klas. Die wilde hij niet geven."
"En zijn pasje? Hebt u hem naar zijn pasje gevraagd?"
"Ja, maar ook dat weigerde hij te tonen."
"Ik ga er wel even heen," zeg ik en loop naar het groepje waarvan de betreffende jongen deel uitmaakt.
"Kan ik je even spreken?" vraag ik hem.
"Waarom?""
Eén en al weerbarstigheid.
"Kom nou even, ik wil je alleen maar iets vragen."
De nieuwsgierigheid wint blijkbaar en we lopen samen naar het midden van de aula, buiten gehoorsafstand van zijn vrienden. Ik wil vermijden dat ik binnen no-time in discussie ben met een hele groep en bovendien hoop ik dat hij meer aanspreekbaar is als hij niet stoer hoeft te doen tegenover de rest.
Hij is een flinke kop groter dan ik als hij voor me staat, beetje bleek in het ronde gezicht, grote bruine ogen, bijna kaal geschoren hoofd.
"Ik hoor net van de bewaking dat jij je naam en klas niet wil zeggen en je pasje niet wil laten zien. Klopt dat?"
"Hoezo?"
Dit gaat lastig worden. Hij kijkt me niet aan, maar fixeert zijn blik op de vloer schuin achter me. Zijn hele lichaamshouding straalt afwijzing uit.
"Ik weet niet hoezo. Dat wil ik nou juist van jouw horen. Het had iets te maken met dat je je pet ophad en toen weer af en toen weer op? "
"Ik zit hier niet eens op school."
"Als je hier niet op school zit, mag je hier niet zijn."
"Ik zit hier wel op school, maar ik wil geen problemen."
"Kun je me alsjeblieft aankijken als we met elkaar praten?"
Hij richt zijn blik met duidelijke tegenzin op mij.
"Wat voor problemen bedoel je?"
"Dat ik me 's ochtends drie kwartier eerder moet melden ofzo. Of ik moet mijn pet inleveren. Ik vind dat belachelijk. Waarom mag je geen pet op?"
Blik weer op de grond.
"Juist als je geen problemen wilt, zorg je ervoor dat je de regels niet overtreedt."
"Ik was het gewoon even vergeten... wat is nou het probleem? Je kunt toch wel eens iets vergeten?"
Nog steeds zijn zijn ogen nààst mij gericht. Ik voel hoe verwarrend dat voor me is: het maakt me onrustig. Dus vraag ik hem weer me aan te kijken. Pas na twee keer aandringen, reageert hij. Maar het is voor slechts enkele seconden.
"Hoe kun je zoiets nou vergeten?"
"Ik schaam me voor mijn haar. Het is veel te kort, dus wil ik mijn pet ophouden."
"Staat je anders best leuk, hoor. Daar hoef je je echt niet voor te schamen."
Een kleine glimlach. Hij kijkt me aan, onwillekeurig. Wrijft even over de korte stoppeltjes.
"Zorg gewoon dat je het niet meer vergeet, dan krijg je ook geen problemen, ok?"
"Ja, is goed."
Hij loopt terug naar zijn groepje en ik raak in gesprek met een andere leerling. Even later gaat de bel en in de verte zie ik hem de aula uitlopen.
Met zijn pet op!
Ik trek een kleine sprint. Ik zie hoe hij een bewaker passeert, die hem zegt zijn pet af te doen. Hij gehoorzaamt, loopt een paar meter en zet hem weer op. Op dat moment haal ik hem in en ga ik voor hem staan met uitgestoken hand.
"Ik denk dat je hem nu maar aan mij moet geven."
Ineens komt er een andere jongen langszij, grist de pet weg en gaat ervan door. Verbluft draai ik me om, waardoor de petdrager zijn kans schoon ziet en er ook tussenuit knijpt. Een eindje verderop komt de pet weer bij de rechtmatige eigenaar terug, die hem lachend op zijn hoofd plant, mij aankijkt en een klaslokaal inloopt.
Om mij heen staan leerlingen uit een eerste klas die ik lesgeef. Ze zijn helemaal ontsteld en onthutst.
Binnen een paar tellen ben ik in het lokaal, waar een vrouwelijke collega (kleiner van stuk en smaller van bouw dan ik) in een felle discussie is verwikkeld met dezelfde jongen. Hij gaat tegen haar tekeer; het is nog net geen schreeuwen, maar het is echt helemaal niet zoals het hoort.
"Mag ik even van u weten hoe deze leerling heet en welke klas dit is?" vraag ik haar als ze me opmerkt.
"Dit is Yassine uit 4C."
"Dank u wel, dan weet ik genoeg," en ik loop de gang weer in.
Aan het einde daarvan hoor ik rennende voetstappen achter me. Het is Yassine.
"Waarom heeft u mijn naam gevraagd?" zegt hij. Zijn blik is woest, zijn houding komt dreigend over. Dat hij kwaad is, lijdt geen twijfel.
"Wat denk je zelf?"
"Zeg het me! Waarom moest je mijn naam weten?"
"Je?! O nee...," zeg ik en steek mijn hand op borsthoogte in een afwerend gebaar naar hem op, "als je zo gaat beginnen zijn we uitgepraat."
Ik draai me om en loop weg, zeker wetend dat hij me niet achterna zal komen.
-wordt vervolgd

vrijdag, september 05, 2008

Goed gedrag

In verschillende klassen heb ik het deze week ter sprake gebracht: wat is ramadan precies en wat betekent het voor je? Het was verrassend hoe daarbij steeds als eerste de gedragsregels werden genoemd: niet liegen, niet schelden, niet vechten en beleefd blijven. Het niet eten en drinken is misschien meer vanzelfsprekend voor mijn leerlingen? En over het waarom van ramadan was iedereen het eens: het is goed om te voelen wat arme mensen voelen, namelijk honger en dorst.
Ik heb mijn bewondering voor de volharding in het vasten volmondig uitgesproken en benadrukt dat het goede gedrag heel moeilijk is als je snel geïrriteerd bent, doordat je een droge mond of een knorrende maag hebt. Maar... als je een goed moslim wil zijn en God waardig, is dat goede gedrag net zo belangrijk als het afzien van eten en drinken.
Bij het begin van de Nederlandse les op dinsdagmorgen blijken Emre en Sana uit de eerste klas ruzie te hebben. Ze willen niet dicht bij elkaar in de klas zitten, want ze vinden elkaar "eng". In eerste instantie is een gesprek daarover niet mogelijk. Ze willen alleen maar zover mogelijk van elkaar vandaan.
Ik zeg dat je soms ruzies kunt hebben in een klas, maar dat je altijd moet proberen om dat op te lossen. Je zit immers nog het hele jaar bij elkaar in de klas en je kunt niet optimaal werken als er conflicten zijn.
Nou goed, dan willen ze het wel proberen.
De rest van de klas is heel stil: iedereen heeft zijn volle aandacht bij deze zaak.
"Waarom wil je niet bij hem in de buurt zitten?" vraag ik eerst maar eens aan Sana. Vanonder een donker hoofddoekje kijkt ze me recht aan met haar ronde chocoladebruine ogen, de wimpers licht aangezet met mascara. Voor de duvel niet bang en bepaald niet op haar mondje gevallen. In mijn lessen doet ze altijd goed mee en doorgaans vraagt ze zelfs of ze bij mij aan tafel mag zitten. Maar van een collega heb ik al gehoord dat ze ontzettend fel en bitchy uit de hoek kan komen.
"Hij is eng."
De stem een beetje schel.
De schouders hard en onverzettelijk.
"Wat vind je eng aan hem?"
"Gewoon, zijn gedrag."
"Wat aan zijn gedrag vind je eng?"
"Gewoon, hij is eng."
"Maar wat doèt hij dan dat jij eng vindt?"
"Hij scheldt me uit en hij kijkt raar naar mij."
Emre heeft de hele tijd zijn mond kunnen houden, maar nu is de maat vol voor hem.
"Jij scheldt mij uit en dan zeg ik wat terug ja! Vind je het gek?!"
En hup, zij er overheen en dan hij weer: een enorm gekrakeel. De rest van de klas mengt zich er ook een beetje in, maar laat het gebekvecht toch voornamelijk over aan de twee hoofdrolspelers. Als ik de boel weer rustig heb, herhaal ik wat Sana heeft gezegd (dus jij vindt het vervelend als hij naar je kijkt en dingen tegen je zegt) en vraag Emre nu naar zijn kant van het verhaal. Het komt eigenlijk op hetzelfde neer: zij scheldt hem uit en kijkt "de hele tijd" naar hem.
Uiteraard is het volstrekt zinloos om te achterhalen wie er begonnen is... Maar wat ik wel kan proberen, is om afspraken te maken over hoe ze dit soort conflicten in de toekomst kunnen vermijden.
"Sana, wat kan Emre doen, zodat jij hem niet meer eng vindt?"
"Niks tegen me zeggen en niet naar me kijken."
Emre wil eigenlijk precies hetzelfde van haar en dus zijn ze het snel eens: een compliment waard en dat geef ik ze dan ook.
"Waarom zit hij nou te huilen?" vraagt Sana ineeens, weer met die scherpte in haar stem.
Er druppen inderdaad wat tranen uit de ogen van Emre.
"Wat is er Emre? Waarom heb je verdriet?" vraag ik en geef hem een papieren zakdoekje.
"Ze zeggen ook al dat ik een ramadanvreter ben. Maar ik mòet eten van de dokter!"
En hij wil heel graag in de klas vertellen waarom hij zich niet aan de vasten houdt: hij heeft een lage bloeddruk.
"Wat is dat? Lage bloeddruk? Wat is dat juf?" wordt er door de klas geroepen. Dus probeer ik dat zo goed en zo kwaad als het gaat uit te leggen. Dan snappen ze waarom Emre inderdaad maar beter niet mee kan doen met Ramadan.
"Waarom huilt hij nou juf? Je gaat er toch niet dood aan!"
Sana is een volhoudertje.
"Nee, dat niet. Maar ik kan me voorstellen dat hij verdrietig is, omdat hij niet mee kan doen met iedereen en wordt uitgescholden voor ramadanvreter."
Het is heel stil in de klas en even voelt de sfeer nogal zwaar. Dan heb ik een idee.
"Dus als julie merken dat Emre wordt lastig gevallen door anderen of dat ze over hem praten omdat hij wèl eet en drinkt, dan is het goed als jullie als zijn klasgenoten hem daartegen verdedigen en zeggen dat het een zaak is tussen hem en God en niemand anders. En het is belangrijk dat jullie dat rustig zeggen en je daarbij goed gedragen... Wie wil dat doen?"
Er gaan heel veel vingers de lucht in. De opluchting is bijna tastbaar in het lokaal. Er breekt een opgewekt gebabbel los en ik kijk Sana aan.
"Kun jij dat ook, nu je snapt waarom Emre niet meedoet?"
Ze knikt alleen maar. Haar ogen staan ernstig.

zondag, augustus 31, 2008

Ramadan

Morgen of overmorgen (dat ligt aan de precieze stand van de maan: het sikkeltje van de nieuwe maan moet te zien zijn vlak nadat de zon is ondergegaan) begint ramadan: één van de vijf pijlers van de islam. Van zonsopgang tot zonsondergang moet men zich onthouden van alle geneugten zoals eten, drinken, roken en seks. Meer informatie is o.a. hier te vinden.
Op school wordt er al over gesproken: logisch als meer dan 75% van je leerlingen moslim is. Ik ben erg benieuwd hoe de sfeer zal zijn in de lokalen, maar ook in de gangen, de aula en op het plein. Het lesgeven moet eigenlijk wel bemoeilijkt worden als het overgrote deel van de kinderen honger en dorst heeft als gevolg van het vasten.
Een paar dagen geleden bespeurde ik in een eerste klas tussen een aantal jongens wat irritatie. Centrum van de negatieve aandacht leek Philippe te zijn: een grote, ietwat dikke, Arabisch uitziende jongen (met een Arabische achternaam) die in een opstel had geschreven dat hij Syrische ouders heeft. Ik had al eerder gemerkt dat hij niet zo goed lag in de rest van de groep en weet dat aan zijn afkomst en/of aan zijn wat onhandige sociale gedrag. Zijn uitstraling is namelijk nogal dreigend en hij heeft veel narrig commentaar op wat zijn klasgenoten naar voren brengen. Het lijkt erop dat hij best moeite heeft met de stof en het organiseren van zijn werk, maar hij vindt het helemaal niet makkelijk om dat toe te geven of er hulp bij te vragen.
Ik riep hem even bij me.
"Wat is er aan de hand, Philippe? Waarom zijn jullie zo aan het bekvechten?"
"Ze zeuren de hele tijd, juffrouw. Ze zeggen dat ik ook mee moet doen aan ramadan. Maar dat is helemaal niet waar. Ik ben een christen, geen moslim!"
"Je hebt gelijk, Philippe. Als je christen bent, hoef je niet mee te doen aan ramadan," zei ik heel hard, zodat iedereen het duidelijk kon horen. Jammer genoeg moest ik bij mezelf vaststellen dat ik op dat moment te weinig inspiratie had om er een klassengesprek over te houden.
Tja.
De verhalen zijn bekend. De zware druk die soms onderling op scholen wordt uitgeoefend om mee te doen aan ramadan en je streng aan de voorschriften te houden kan heel intimiderend zijn. Ik heb zelfs gehoord van "ramadanpolitie": jongeren die schoolpleinen afgaan en stiekeme eters en drinkers te grazen nemen...
Inmiddels heb ik me wat beter geïnformeerd en durf het nu wel aan. Morgen wil ik erop terugkomen en gaan we het hebben over hoe zwaar ramadan is. En dat ramadan een manier is om te laten zien dat je een goed moslim wil zijn. Door te volharden (een zeer belangrijk begrip voor een moslim), ook al is het nog zo moeilijk, toon je je dienstbaarheid aan God en als je God dient, dien je ook je medemens. Dat is wat God van je wil. Als je honger en dorst hebt, ben je snel geïrriteerd en ontstaan er eerder ruzies. Het is moeilijker om je te concentreren en beleefd te blijven. Maar als je je tijdens het vasten tòch goed blijft gedragen, toon je aan dat je waardig bent om God te dienen. Islam predikt respect voor de medemens, ongeacht diens geloof. Dus het gaat niet aan om mensen die niet meedoen aan ramadan te veroordelen. Als je dat doet ben je eigenlijk zelf niet goed bezig.
Over zulke dingen zal het moeten gaan.
Hoe zal zo'n gesprek verlopen? Wat zullen de leerlingen terug zeggen? Hoe zullen de niet-moslims zich in het gesprek mengen? En er is ook nog een verschil tussen Turkse en Marokkaanse moslims; in ieder geval in hoe ze de begindatum van de ramadan bepalen. Culturele en religieuze verschillen... ik vind het spannend!

zaterdag, augustus 30, 2008

Dochter op Kreta

Vanochtend kreeg ik een telefoontje van Dochter vanuit Kreta. Haar stem klonk hees. Gisteravond is ze met zo'n 120 collega's van de NEM in Rotterdam naar Iraklion gevlogen (de schat belde me nog om te melden dat ze veilig was geland), vandaaruit zijn ze per bus naar Chersonissos vervoerd en toen begon het feesten. Ergens halverwege de nacht was ze maar gaan slapen, maar ze had gedanst en gedronken en gegild en gelachen totdat ze niet meer kon.
"Mam, ik ga hier nooit meer naar toe, maar het is te gek om dit ook eens mee te maken... wat een verschrikking! Hollanders op Kreta."
Dochter kan dat tegenwoordig heel goed: de rafelige kanten van het bestaan opzoeken, alles observeren en het beschouwen als een ervaring, zoals er zovele zijn in het leven. En dan gaat ze weer verder. Op zoek naar het volgende. Er zijn tijden geweest dat ze wel eens te lang bleef hangen in het donker, maar dat is gelukkig voorbij.
Ze vertelde dat ze al gezwommen had en daarbij veel aan mij had gedacht. En dat de bergen, de kleur van de zee en de lucht, de witte huisjes, de bloemen, zelfs de geluiden en de geuren haar zo deden denken aan 1999 toen we op vakantie waren in Griekenland. Ik kon me dat toen eigenlijk helemaal niet permitteren, maar heb een lening afgesloten om het toch te doen: drie weken lang met Dochter en Zoon naar mijn tweede vaderland. Het heeft me destijds 8.000 gulden gekost. Nooit heb ik spijt gehad. Sterker nog: ik zou spijt hebben gehad als ik het NIET had gedaan. Het was een volmaakte vakantie waar we het nog vaak over hebben.
En nu is ze dus weer terug onder de Griekse zon.
Zojuist stuurde ze me onderstaande foto.
Vanavond wil ze alleen maar water drinken en op tijd naar bed.
Het zal mij benieuwen!

vrijdag, augustus 22, 2008

Huiswerk niet gemaakt

Ze zit in de tweede klas en wil me graag even onder vier ogen spreken. Nee, het kan niet even fluisterend bij mijn tafel. We moeten echt even op de gang. Dus ik zet de klas aan het werk en samen gaan we naar buiten.
Ze kijkt me een beetje gespannen maar glimlachend aan en steekt van wal.
"Gisteren wilde ik net aan die opdracht van u beginnen, toen mijn vader thuiskwam. Hij was klaar met werken. Hij is rijinstructeur. Toen hoorden we een geluid buiten, dat wel op vuurwerk leek. Maar toen we gingen kijken, stond de auto van mijn vader in de fik. De brandweer kwam erbij en de politie en allemaal mensen op straat... Daarna moesten mijn vader en moeder naar het politiebureau om aangifte te doen. En ik moest op mijn kleine broertje passen, dus ik kon niet aan mijn huiswerk. Hij huilt zoveel mijn kleine broertje, dat had ik u toch gisteren verteld? Ze waren pas om een uur of negen weer thuis en toen was het te laat om mijn huiswerk nog te doen, dus ik heb het niet af."
"Wat een verhaal, zeg." Ik geloof haar onmiddellijk, maar kan het niet zo goed bevatten allemaal.
"Weten jullie al wie het heeft gedaan?" vraag ik.
"Nee, we weten het niet. En het is zo raar juf, als je nu naar buiten kijkt. Je ziet geen auto meer, maar alleen nog maar zo zwarte verbrande dingen, allemaal rommel, waar dan ineens stoelen tussen staan. En het bordje bovenop de auto, met de L erop en het telefoonnummer van mijn vader is ook helemaal gesmolten en scheef. Je kunt alleen de L nog maar zien. Mijn vader had dat bordje net gekocht. En hij had vandaag alweer les, maar dat doet hij nu met de auto van mijn moeder. Mijn moeder wil trouwens best een brief schrijven hoor, als u mij niet gelooft. Dan neem ik die maandag wel mee."
"Dat is niet nodig. Ik geloof je wel. Tjongejonge, wat een verhaal, hè?"
"Ja..." ze zucht even. "En ik kreeg ook nog ruzie met mijn moeder, omdat ik de hele tijd moest lachen en toen werd ze boos op mij en zei dat ik niet moest lachen."
"Je moest natuurlijk lachen van de zenuwen, hè?"
Ze knikt.
Dan zeg ik dat ik het heel goed begrijp dat ze haar huiswerk niet heeft kunnen maken. We spreken af dat ze er dit weekend aan gaat werken en het maandag bij me inlevert.

Als we weer in de klas zitten, herinner ik me al die brieven van moeders die ik op mijn vorige school kreeg. In mooie Nederlandse volzinnen werd er dan omstandig uitgelegd waarom Jorinde, Pepijn, Krischa of Romaine hun huiswerk niet af hadden. Dan was de hamster, het konijn of de goudvis plotseling overleden, waardoor het hele gezin in diepe rouw was gedompeld. En na de rituele begrafenis van het dierbare huisdier waren er zoveel emoties losgekomen in het hele gezin, dat school even op de achtergrond was geraakt.
Een andere wereld.

donderdag, augustus 21, 2008

Geen dag hetzelfde

Elke ochtend als ik naar mijn nieuwe school fiets, weet ik niet wat me te wachten staat. Geen dag is hetzelfde. Verwachtingen komen (bijna) nooit uit.
Het rottigste dat ik tot nu toe heb meegemaakt, was gisteren in een derde klas.
Als ik met mijn rug naar de leerlingen toe sta om iets op het bord te schrijven, wordt er een klein propje papier nèt naast mijn hand gemikt. Ik kan niet met zekerheid zeggen wie het heeft gedaan.
Vlak daarvoor heb ik wèl een dader kunnen aanwijzen, namelijk degene die een stukje gum op mijn tafel had gegooid. Het paste precies op de geschonden gum die op tafel lag bij de leerling die heel erg nadrukkelijk naar buiten keek toen ik vroeg "Wie heeft dat gedaan?". Ik scande zijn tafelblad, zag iets liggen dat een match zou kunnen zijn, liep er snel naar toe en ja hoor: bingo!
"Juf is vet slim! CSI!" werd er opgetogen, maar ook een beetje opruiend geroepen.
"Het ging per ongeluk." zwetste de jongen uit zijn nek.
"Als het nog een keer gebeurt, zet ik je eruit." zei ik tegen hem, duidelijk en voor iedereen te verstaan, in de hoop dat ik het kinderachtige gedrag in de kiem had gesmoord.
En nu is er weer iets naar me gegooid en heb ik geen flauw idee wie het heeft gedaan.
Ik draai me om, glimlach vriendelijk, ga zitten en kijk de klas eens rond. Verwachtingsvolle ogen zijn op mij gericht.
Sensatiezoekers.
"Is er iemand die me wil vertellen wie dat propje gooide?" vraag ik met rustige stem.
"Ik heb het niet gedaan!"
"Waarom kijkt u mij nou aan?"
"Wat is er gebeurd?"
Allemaal door elkaar heen. Allemaal jongens. Harde stemmen, bijna schreeuwend, maar zeker roepend. De meiden stil of stiekem giechelend. Al met al een flink pandemonium.
Ondertussen begin ik een zogenaamd uitstuurbriefje in te vullen voor de leerling die ik in eerste instantie heb betrapt. Ik leg het bij hem op tafel met de duidelijke boodschap "Met dit briefje stuur ik je uit de les en jij weet nu heel goed wat je moet doen."
Hij sputtert een beetje tegen, maar begint wel zijn spullen te pakken. De jongens trekken weer van leer en beginnen een hoop gedoe over waarom ik hem eruit stuur, want weet ik wel zeker dat hij het heeft gedaan en dat is niet eerlijk, etc.
"Daar gaan we het nu niet over hebben, want we gaan weer aan het werk," is mijn reactie.
Pfoeh, dit is echt aanpoten...
Het moeilijkste is het om volstrekt rustig te blijven: niet alleen uiterlijk, maar vooral innerlijk. Ik ben nieuw op school en de leerlingen willen testen of ik omga of overeind blijf, want ze willen weten of ze iets aan me hebben. In hun leven is er al meer dan genoeg waar ze niet op kunnen bouwen.
Als ze bezig zijn, loop ik langs de tafels en probeer zoveel mogelijk positieve dingen te benoemen. Ook bij de jongens met de grootste bek. Die hebben vaak een klein hartje, toch?

In één van de eerste klassen zit een engeltje. Ik weet het zeker. Grote bruine ogen waar de kinderlijke onschuld vanaf spat. Nog een beetje rond in de ledematen, maar het gaat niet lang meer duren voordat hij echt gaat groeien. Hij geeft me aan het einde van het uur steeds met plezier een hand, kijkt me recht aan en zegt: "Dank u wel voor de fijne les, juf."
Als hij mijn hand loslaat, legt hij de zijne even op zijn hart.
Hoe zal hij zijn in de derde klas?

zondag, augustus 17, 2008

What's in a name?

Morgen de eerste lesdag en dus ben ik vandaag druk bezig om de namen van mijn a.s. leerlingen in mijn grote rode schrift (Cahier de Bord van Clairefontaine) te schrijven. Dan kan ik straks precies bijhouden of ze er zijn, hun spullen in orde hebben en hun huiswerk gedaan. Dat is handig voor het overzicht: helemaal als er een rapportcijfer samengesteld moet worden, want alle tussentijdse resultaten komen natuurlijk ook in die administratie terecht. Wat dat betreft is het net het Grote Rode Boek van Sinterklaas...
Het zijn namen die ik me nog eigen moet maken, zodat ze me op de juiste manier uitgesproken en als vanzelfsprekend van de lippen rollen. Van de meeste weet ik niet eens of ze van jongens of meisjes zijn: Oumaima, Hicham, Serdal, Najoua, Ihsane, Smahane, Chivangenie, Yavuz, Afzal, Feyzullah, Doganay, Noureddine, Sümeyye, Furgan.
Even googelen en daar vind ik iets dat uitkomst kan bieden: een site die zichzelf behind the name noemt en waar je heel veel informatie kunt vinden over Arabische (maar ook andere) namen.
Nog één nachtje slapen en dan gaat het echte werk beginnen. Ik ga ze Nederlands geven en binnenkort krijgen ze van mij de opdracht om een opstel te schrijven over hun eigen naam. Daarvoor moeten ze dan hun ouders interviewen om erachter te komen waarom die naam voor ze is gekozen en wat hij betekent. En ze kunnen nadenken over of ze vinden dat die naam bij ze past of dat ze liever anders zouden heten.
Het is een opdracht die ik wel vaker heb gegeven en die mooie resultaten kan opleveren, ook in de zin van meer informatie over een kind en het gezin waarin het opgroeit. Waardoor je een leerling beter kunt begrijpen en vervolgens handiger benaderen.
Over namen gesproken: op mijn nieuwe school is het de gewoonte om als leerkracht met je achternaam (en niet met je voornaam) te worden aangesproken. Da's nog wel even wennen voor me, maar op zich vind ik het een heel goed plan. Al dat amicale gedoe tussen leerling en leraar: een zekere distantie is helemaal niet verkeerd. Ik zal nooit vergeten dat ik op mijn vorige school, tijdens het uitdelen van nagekeken werk, van een ongeveer 14-jarige leerlinge een tik op mijn billen kreeg met daarbij de opmerking "Lekker kontje, juf!". Uiteraard stuurde ik haar de klas uit en liet haar duidelijk merken dat ik van zulks niet gediend was.
In een gesprekje daarna, vroeg ik haar hoe ze het in haar hoofd haalde om zoiets te doen, omdat dergelijk gedrag onder vriendinnen misschien nog acceptabel was, maar beslist niet binnen onze juf-leerling verhouding. Ze was behoorlijk overstuur, omdat ze mijn grens eigenlijk helemaal niet begreep. Met betraande ogen keek ze me aan en zei: "Maar je bènt toch mijn vriendin?".
Arm kind, wat een verwarring...

zaterdag, augustus 16, 2008

Lord of the Rings

Vanavond kijkt Zoon naar Lord of the Rings. Ik vind het eigenlijk veel te eng allemaal en zit graag achter mijn pc. Dan kan ik af en toe opstaan en in de keuken wat caterende activiteiten ontplooien, vooral als de muziek dreigend aanzwelt, omdat de Orks (?) wéér achter kleine Frodo aan gaan om hem die ring af te pakken. Zo heb ik al zelfgemaakte chocolademelk met koekjes geserveerd en zwarte thee met honing en een wolkje melk.
Allemaal leuk en aardig, maar ik vind het ineens echt drie keer niks dat Dochter helemaal in Rotjeknor gelukkig samenwoont met Vriend. Zij hoort hier naast Zoon op de bank en dat ik dan met twee mokken heen en weer loop te sjouwen...
Misschien komt het wel doordat die twee prachtige kinderen van mij elkaar altijd, dwars door alles heen (ook de moeilijke jaren) zijn blijven liefhebben. Als ze samen naar Lord of the Rings kijken (Pirates of the Caribbean of Harry Potter kan ook), zijn ze van mij afgesloten. Ik kan ze in die wereld niet volgen, omdat hij onderdeel uitmaakt van het tweepersoons universum dat zij hebben. Ik kan daar niet bij, maar ik kan ze wel zien en ervan genieten dat ze het daar samen zo goed hebben.
Maar nu zit Zoon daar alleen en kan ik niet naar ze kijken en ze samen horen babbelen en lachen om voor mij onbegrijpelijke zaken.
Natuurlijk, Dochter is volwassen, heeft recht op haar eigen leven en het is fantastisch dat ze het zo fijn heeft met die jongen en hun huis en Poes en haar werk en haar vrienden enzo, blablabla, maar ik kan haar soms heel onverwacht heel erg ontzettend missen.
Zoals nu.

donderdag, augustus 14, 2008

Een nieuw seizoen

Vanmiddag ben ik met pijn in mijn buik naar mijn nieuwe school gefietst: in lange, lange tijd ben ik niet meer zo zenuwachtig geweest! Om 13 uur zou de inloop starten en een half uurtje later de algemene vergadering, met daarna een splitsing in onderbouw en bovenbouw. In mijn hoofd tuimelden ontzettend veel vragen over elkaar heen. Wie zou ik aantreffen als mijn nieuwe collega's? Zou er tenminste ééntje tussen zitten met wie ik een hartelijk contact zou kunnen opbouwen? Zouden ze van de gulle lach zijn of toch meer het afgeknepen type?
Waar het allemaal op neer kwam, was natuurlijk de vraag of ik me er welkom zou voelen.
Nou, echt helemaal nìks te klagen!
Ik ben "geadopteerd" door H., een oudere man die al vanaf '77 in hetzelfde gebouw werkt. Een ware 1e graads leraar Nederlands, die 30 jaar geleden is begonnen met lesgeven op havo/vwo niveau en een aantal fusies later heeft besloten om met vreugde de overgang naar het vmbo te maken. Hij houdt van de minder bedeelde kinderen in Amsterdam West die het moeilijk hebben, een speciale aanpak behoeven en met wie het werken zo dankbaar kan zijn. Verder was er C. die zich over mij ontfermde: ook alweer bijna 25 jaar in het vak, inclusief een vette burnout van anderhalf jaar.
Van haar is de volgende anekdote uit één van haar eerste lessen in het voortgezet onderwijs met "wat minder sociaal vaardige leerlingen", zoals dat dan heet. C. was als invaller in een klas beland met brutaal-ordinaire Hollandse meiden van een jaar of 15. Op haar tafel stond om de één of andere ondoorgrondelijke reden een plastic kuipje boter. Het viel haar eigenlijk pas op, toen ze de meiden hoorde smiespelen. Eerst hadden ze het over "glijmiddel", maar al heel snel werd dat "glijmiddel van de juf". C. wist dat ze het meteen de kop in moest drukken, omdat ze anders niet meer aan lesgeven zou toekomen. Dus stond ze op, pakte het kuipje stevig beet, verhief haar stem en zei op strenge toon: "In de eerste plaats is dit geen glijmiddel, maar boter..." en toen moest er een tweede plaats komen, maar die had ze nog niet paraat... "en in de tweede plaats heeft deze juf geen glijmiddel nodig!!!", hoorde ze zichzelf toen zeggen. Plotseling was het doodstil geweest in het lokaal: de meiden waren met stomheid geslagen en C. zelf eigenlijk ook. Maar ze had daarna nooit meer last van ongepaste opmerkingen gehad in die klas.
Met C. valt er in ieder geval te lachen dus.
En verder heb ik onder andere ontmoet:
* een ongelooflijk mooi-ronde, zwarte lerares met felle, maar vriendelijke ogen en knalrood gestifte lippen, een zwierige bloemenrok met daarboven een kobaltblauwe blouse die schitterend kleurde bij haar huid,
* een jonge zeer hulpvaardige Marokkaan met stralende ogen en een heldere stem, die alleen maar glimlachend door het leven lijkt te gaan, terwijl hij allerminst een luchtige indruk maakt,
* een tengere moslima met bijna zwarte, glanzende ogen omlijst door krullende niet-werelds-lange wimpers, gekleed in een enkellange feeërieke jurk met bijpassend hoofdoekje.
Samen met een vijftigtal anderen vormen ze een divers gezelschap en ik ben er zeer benieuwd naar om al deze nieuwe collega's te leren kennen. Alhoewel ik er ook al een paar in de peiling heb die je uitgeblust, apatisch en/of cynisch zou kunnen noemen. Daar blijf ik dan dus maar een beetje uit de buurt!
Maar meerdere collega's hebben me letterlijk welkom geheten (vond ik erg fijn om te horen) en zelfs gezegd dat ze blij zijn dat ik naar hun school ben gekomen. Ze denken dat ze me goed kunnen gebruiken, omdat ik onderwijservaring heb en vast veel nieuwe en originele inbreng. Ik heb geen idee ze zich allemaal voorstellen, maar ik weet wel dat ik ontzettend veel zin heb om dat te gaan ontdekken!

woensdag, juli 30, 2008

Da tasjch

Hij kostte ooit 60 Euro, maar in de uitverkoop ging daar zomaar een heleboel vanaf. In ieder geval genoeg om hem zonder al teveel nadenken aan te schaffen. Ik vind hem fantastisch mooi: brutaal, op het randje van ordi, grappig. Niet voor mezelf maar voor Dochter. Omdat zij de looks en de leeftijd heeft om dit kunstwerk met stijl te dragen!

PS Het is Zoon die hem hier voor de foto vasthoudt en onherkenbaar is gemaakt voor het grote publiek.

donderdag, juli 24, 2008

Heldendom

Nooit geweten dat er een Carnegie Heldenfonds bestaat, maar vandaag las ik erover in de Volkskrant, gezeten op een schaduwrijk bankje in het Vondelpark. Dit Fonds heeft besloten twee meisjes uit Dordrecht te belonen met een bronzen medaille en nog zowat, omdat ze met gevaar voor eigen leven het leven van een ander hebben gered. Heldinnen van 17 jaar, die op een woensdagmiddag in september vorig jaar een vrouw hulpeloos in haar rolstoel zagen zitten op een spoorwegovergang, waarvan de spoorbomen al dicht waren.
"Van beide kanten naderden treinen. Omstanders grepen aanvankelijk niet in, maar de twee tieners aarzelden niet en slaagden erin (samen met een te hulp schietende volwassen man) de vrouw van het spoor te trekken."
Wat een waanzinnige situatie, wat een moed en daadkracht. Daar kan menig mens nog een puntje aan zuigen. Wat een geweldige meiden. Daar word je toch stil van? Zijn een medaille, een loffelijk getuigschrift, een bos bloemen en wat VVV-bonnen wel genoeg om zoiets te markeren als een heldendaad?
Maar dan nog een alinea uit het artikel: "De aan de dood ontsnapte vrouw kon de reddingsactie minder waarderen: zij was naar de plek gegaan om zelfmoord te plegen."
Isn't it ironic!

zaterdag, juli 19, 2008

Bloemetje, buur?

Bloemetje, buur? is een bedrijfje dat zichzelf als missie heeft gesteld om zoveel mogelijk balkons, dakterrassen en vensterbanken in Amsterdam te versieren met bloembakken. Voor 19 Euro wordt er een bak met bloeiende planten en ophanghaken bij je thuis bezorgd. Als de bak voor je buren bedoeld is (bijvoorbeeld omdat ze voor je planten en huisdieren hebben gezorgd tijdens de vakantie, of als je ze wil belonen voor het eindeloze geduld dat ze hebben opgebracht voor de overlast veroorzaakt door de ingrijpende verbouwing die je net achter de rug hebt...), krijg je 2,50 korting. Heel sympathiek! Er is keuze uit verschillende arrangementen met namen als Tiroler Rood en Roze, Flower Power, Als een Pauw zo Blauw, Mellow Yellow of Op een Roze Wolk. Er zijn ook bakken met kruidenplantjes: een Hollandse en Italiaanse variant.
Het bedrijf is opgezet door een Egyptisch-Nederlandse jongeman die na allerlei studies en omzwervingen tot de conclusie kwam dat hij niet geschikt is voor een kantoorbaan.
Zo geinig vind ik dit. Het heeft wel wat weg van de overbodige luxe (in mijn ogen dan) om bijvoorbeeld je boodschappen laten bezorgen, omdat je zelf geen tijd hebt/maakt. Want wat is er nou leuker dan zèlf je plantjes uit te zoeken en met je handen in de pootaarde te graaien om vervolgens te genieten van het mooie resultaat?! Maar het idee dat hele buurten en wijken in Amsterdam binnenkort misschien volhangen met kleurige bloembakken fleurt mijn wereldbeeld enorm op.

donderdag, juli 17, 2008

Alles wordt anders...

Over vier weken heb ik vanmiddag kennis gemaakt met mijn nieuwe collega's, weet ik welke lessen ik wanneer ga geven en hopelijk heb ik een eigen lokaal gekregen en ingericht... En dan is er morgen de ontmoeting met leerlingen die hun boeken en lesrooster op komen halen.
Een paar dagen later, op maandag 18 augustus om precies te zijn, begint mijn nieuwe leven als leerkracht op een zwarte school in Slotervaart. Ik heb inmiddels "Onzichtbare ouders" van Margalith Kleijwegt en "Juf met staarten op een zwarte school" van Eefje Pleij gelezen en ben nu bezig met één van de twee boeken van Kees Beekmans, die een jaar of tien les heeft gegeven op een zwarte praktijkschool, ook ergens in Amsterdam West.
Ik weet niet hoe ik me verder nog zou moeten voorbereiden.
Ik ben bezig om mijn huis op te ruimen en ik zuig me helemaal vol met films, bijvoorbeeld:
* Elsa en Fred, over twee bejaarde mensen in Madrid die verliefd op elkaar worden en samen naar Rome afreizen om de mooiste scène uit La Dolce Vita na te spelen in de Trevi fontein. Ik kreeg er bijna zin in om alvast zó oud te zijn.
* 21 grams, van dezelfde regisseur als Babel, met Naomi Watts, Sean Penn en Benicio del Toro over leven, dood en verlossing met een heftig, ietwat melo-dramatisch verhaal dat niet langs chronologische lijn wordt verteld. Heel indrukwekkend: nu wil ik Amores Perros ook nog zien.
* The Kite Runner, naar het boek dat ik vorig jaar met zoveel plezier heb gelezen: de film is zeker net zo goed. Mooiste scène vond ik het wassen van voeten voor het gebed in de moskee. Nooit eerder kon ik zo duidelijk navoelen wat zo'n ritueel eigenlijk betekent.
* Good Night, and Good Luck, over de tijd van senator McCarthy en zijn jacht op communisten en hoe een televisiejournalist daar weerstand tegen probeerde te bieden. Zo lang is het nog niet geleden dat de Verenigde Staten geregeerd werd door paranoia: mensen werden gestimuleerd om elkaar te verraden, net als in het Oostblok. De regie is van George Clooney, die ervoor koos om de film geheel in zwart-wit te draaien.
* Michael Clayton, met in de hoofdrol George Clooney... dus hij is veel in beeld. Need I say more?
* No Country for Old Men van de gebroeders Coen: spannend en bloederig met een ietwat sullige, schietgrage held. Hij viel me een beetje tegen vergeleken met bijvoorbeeld Fargo, the Big Lebowski, O Brother, Where Art Thou? of Intolerable Cruelty, maar ach...
* Alles is Liefde, eindelijk gezien: leuke film, zit goed in elkaar, met fijne grappen en prettige acteurs.
* Charlie Wilson's War, over hoe de VS in Afghanistan betrokken raakten en de Taliban (zie The Kite Runner) in het zadel hielpen om de Russen aldaar te verdrijven. Uiteindelijk kwam daardoor het communisme ten val en werd de wereld verlost van de Koude Oorlog. Verhelderend om het weer eens allemaal voorbij te zien komen.
* Auf der Anderen Seite, een interessante film van een Turkse regisseur. Het verhaal speelt voornamelijk in Hamburg en Istanbul en gaat over migratie, roots en identiteit. Hanna Schygulla was verrrassend: nu niet als vamp, maar als matrone van middelbare leeftijd.
* Love Liza, met in de hoofdrol Philip Seymour Hoffman als een nerd wiens vrouw zelfmoord pleegt. Daarover is hij zó ontroostbaar, dat hij totaal de kluts kwijtraakt en zichzelf verdooft met de dampen van benzine voor modelvliegtuigjes. Het levert een aantal hilarische situaties op, maar het totaal is toch voornamelijk schrijnend.
Vandaag heb ik achter elkaar alle afleveringen gezien van Angels in America van Mike Nichols. Het plan was om er hooguit twee te bekijken, maar ik werd volledig gegrepen door het verhaal, dat halverwege de jaren '80 speelt in homo-kringen in New York. Liefde, dood (aids!) en vergeving zijn de thema's waar alles om draait. En tegelijkertijd is het een lesje geschiedenis. Waanzinnige koortsdromen met een enorme engel die door het plafond afdaalt worden verbeeld op weergaloze wijze. Om maar eens wat te noemen...
Al die beelden, al die verhalen, al die schoonheid: het is ook een manier om me voor te bereiden. Denk ik nu.