vrijdag, oktober 31, 2008

Talent

's Middags hoor ik in de catacomben van het schoolgebouw iets ongewoons achter me. Eigenlijk klinkt het heel vertrouwd, maar ik realiseer me al snel dat ik het op deze school nog nooit gehoord heb. Zingende leerlingen.
Als ik me omdraai, komen er vier wat oudere meisjes en een jongen de hoek omgelopen: 3e, waarschijnlijk 4e klas. Zodra ze me zien, stoppen ze met zingen. Alsof het afgesproken werk is.
Ik stap op ze af en zeg: "Wat mooi! Wat klonk dat waanzinnig mooi. Waarom stoppen jullie nou? Toe, alsjeblieft, zing nog een beetje verder?!"
Ze grijnzen trots, lopen door en ik loop mee. Ik gooi er nog wat smeekbedes bovenop. We hebben er alle vijf plezier in. Als we een hoek omslaan en een lange verlaten gang inlopen, zingen ze weer. Het is duidelijk waar ze hun inspiratie vandaan halen: R&B van MTV. De hoofd- en handbewegingen worden net zo feilloos gekopieerd als de harmonieën.
"Waar hebben jullie dit geleerd? Hoe vaak oefenen jullie? Hebben jullie wel eens opgetreden? Dat moeten jullie doen, hoor. Jullie zijn echt heel goed!" Ik vuur mijn vragen op ze af, zó blij ben ik met deze ontmoeting. Het geeft het sombere gebouw onverwachte glans.
"Ashraf kan pas echt zingen, juffrouw," zegt één van de meisjes en knikt in de richting van de jongen, die een gezicht heeft met opvallend zachte trekken. Ik herken hem nu van de keer dat ik in de aula een petjes-akkefietje had met vrienden van hem, maar kies ervoor om dat even te negeren. Dit is een veel te mooie gelegenheid voor positieve bevestiging!
"Is dat zo, Ashraf? Laat je me wat horen?"
Hij kijkt een beetje verlegen naar de grond en glimlacht, terwijl de meiden hem, luid door elkaar heen pratend, loven en prijzen.
"Zing dan voor de juffrouw, Ashraf," komt er ééntje op het idee en we vallen haar allemaal bij. Gelukkig laat hij zich overhalen.
"Maar dan moeten jullie me niet aankijken."
Even later staan we allemaal met de rug naar hem toe.
"Echt niet kijken hoor," zegt hij nog een keer.
En dan begint hij te zingen. Hij heeft een tere stem, maar met een prachtige, warme klank waarmee hij de hoge en lage tonen moeiteloos en helder haalt. Zijn uitspraak van het Engels is nog wat onbeholpen, maar de strekking van het lied is duidelijk: droefenis tussen een vader en een zoon.
Ik luister met tranen in mijn ogen van ontroering, kippenvel op de armen. De meiden en ik staan daar doodstil en onbeweeglijk, totdat de laatste toon is weggeklonken. Dan draaien we ons tegelijkertijd om en beginnen te klappen en te joelen.
Ashraf straalt door zijn verlegenheid heen en de meiden zijn oprecht blij voor hem.
Wat een mooi gezicht.

maandag, oktober 20, 2008

woensdag, oktober 15, 2008

Kauwgom

Het is vrijdagmiddag, de schoolweek is bijna afgelopen en ik "mag" een tweede klas nog een uurtje Nederlands geven, terwijl ze hiervoor gym hebben gehad... Wie heeft dit bedacht? Of over het hoofd gezien? Maakt niet uit: de leerlingen en ik moeten ermee zien te dealen.
Eén voor één komen ze binnendruppelen, zodat uiteindelijk 10 minuten na het officiële begin van de les iedereen op zijn plek zit. Er wordt gepraat, gelachen en geschuifeld: niemand heeft zin om zijn boek te pakken en aan de slag te gaan, terwijl dit doorgaans een klas is, die juist ambitieus is en genoegen schept in hard werken.
Ik zie hoe de kaken van één van mijn favoriete leerlingen fanatiek op en neer gaan. Maryam heeft donkerbruin glanzende krullen, hazelnootkleurige ogen en een vrolijke mond. Ze praat en lacht graag en heeft meestal nauwelijks moeite met de lesstof. Ik heb me al vaak afgevraagd waarom ze in een vmbo-basisklas zit, maar zij schijnt zich er wel prettig bij te voelen. Soms een beetje te… dan kan ze stuurloos overkomen. Maar dat is nog nooit onoverkomelijk gebleken. Van haar mentor heb ik vernomen dat Maryam's vader dominant is en dat ze soms erg bang voor hem kan zijn. In het begin van het schooljaar kwam hij een keer samen met Maryam bij mij de klas binnen om haar te verontschuldigen. Ze was te laat, maar dat kwam door hem, dus ik moest haar niet opschrijven. Hij had met haar moeten praten over iets. Verbaasd signaleerde ik het verschil in Maryam's doen en laten: haar hoofd was ietwat gebogen, ze was heel stil en glimlachte op een gedweeë, bijna huichelachtige manier die ik niet van haar kende. De vader was nogal lang van stof. Met harde stem en ingewikkelde zinsconstructies nam hij zonder aarzeling zoveel ruimte in, dat ik me er niet helemaal gemakkelijk bij voelde.
“Maryam,” zeg ik.
Pas als ik mezelf met nadruk twee keer heb herhaald, kijkt ze me aan met grote ogen die onschuld veinzen. Ik maak een gebaar waarbij ik met mijn vinger naar mijn mond wijs en vervolgens naar de prullenbak die bij de deur van het lokaal staat.
“Spuug je kauwgom maar even uit,“ spoor ik haar aan en ga verder met mijn pogingen om de pubers voor mij tot stilte te manen. Maryam blijft zitten.
“Toe nou even,” en ik knik met mijn hoofd richting de prullenbak.
“Ik heb het al doorgeslikt,” snerpt ze door de klas, terwijl ze triomfantelijk rondkijkt.
“Da’s niet de bedoeling: weet je wel hoe slecht dat is voor je ingewanden? Je moet nooit je kauwgom doorslikken.”
“Pfh,” ze haalt haar schouders onverschillig op, “maakt toch niks uit.”
We zetten de les -zo goed en zo kwaad als het gaat- voort, totdat ik merk dat ze weer (of nog steeds?) op iets zit te kauwen. Ik zie duidelijk iets wits tussen haar kiezen heen en weer gaan.
“Nou Maryam,” begin ik op klagerige toon, “zit je weer te kauwen! Ik wil nu ècht dat je naar de prullenbak loopt en het uitspuugt, hoor.” Ik zucht er demonstratief bij, zet mijn hand op mijn doorgezakte heup en schud mijn hoofd: volkomen bereid om er –zo vlak voor het weekend- samen met haar een grappig toneelstukje van te maken.
Geen goed plan blijkbaar, want ze gaat helemaal los.
Met een enorme stem gaat ze tekeer over hoe ik haar beschuldig van iets dat niet waar is, hoe ik haar uitmaak voor leugenaar, want ze had toch gezegd dat ze het had doorgeslikt en nu begin ik weer en waarom ik haar niet met rust laat en waarom ik haar moet hebben, etc. De rest van de klas vindt het natuurlijk prachtig en doet waar mogelijk nog een extra duit in het zakje: sensatie!
Ik ben volkomen verrast en kan nog maar net een klein restje professionele waardigheid vinden om boven het ontstane tumult uit te roepen, dat ik de discussie nu wil sluiten en dat Maryam na de les even in de klas moet blijven.

Als de bel is gegaan, probeert ze er tussenuit te piepen, maar ik houd haar tegen.
“Maryam, wat is dit nou? Ik ben dit helemaal niet van je gewend.”
“Ik had toch zeker geen kauwgom in mijn mond. Ik had het doorgeslikt. Dan hoeft u toch ook niet zo raar tegen me te doen?!”
Ze is duidelijk niet van plan om in te binden.
“Ik heb het echt gezien. En ik snap best dat het misschien moeilijk voor je is om zoiets toe te geven als de hele klas erbij aanwezig is, maar nu zijn we alleen. Dus zeg nu eens eerlijk: had je kauwgom in je mond of niet?”
“Nee.”
Haar antwoord is zó resoluut en ze kijkt me zó recht aan dat ik even begin te twijfelen aan mijn eigen waarneming. Maar ik heb het toch gezien?!
“Luister meissie. Ik weet niet hoe het komt, maar hier klopt iets niet. Ik dacht dat wij het goed met elkaar konden vinden en nu merk ik dat je de waarheid niet spreekt. Ben je boos op mij? Heb ik iets verkeerds gedaan?”
Ze schudt haar krullen heftig heen en weer. Ik baal hier echt van: hoe doorbreek ik dit? Ik voel me moe en klemgezet. Maar ik wil niet opgeven.
“Nou, kom op dan. Dit is een kwestie van vertrouwen en ik vind het echt heel vervelend dat je nu tegen me staat te liegen. Zo komen we niet verder.”
En dan ineens draait ze zich om en loopt van me weg met snelle pas. Op mijn roepen reageert ze niet. Ik volg haar naar het lokaal waar ze nu blijkbaar les heeft en vraag mijn collega of ik Maryam nog even kan spreken, omdat we nog niet klaar zijn en ze zomaar is weggelopen. Aan mijn hakkelende zinnen merk ik dat dit me meer aangrijpt dan misschien verantwoord is: pedagogische distantie is ver te zoeken.
Als Maryam en ik samen op de gang staan, lopen haar ogen na mijn eerste woorden al vol. Bruusk draait ze zich van me af en kijkt naar buiten, terwijl de tranen geluidloos over haar wangen stromen. Haar armen voor de borst gevouwen, hoofd rechtop. Trots.
“Wat een verdriet. Gaat het thuis niet goed?”
Het is het eerste dat me te binnen schiet.
Ze knikt heftig.
“Heb je ruzie?”
Weer dat knikken.
Heel voorzichtig leg ik mijn handen in een troostend gebaar op haar schouders. Gelukkig, het mag. Ik mompel wat over dat ik het niet wist en hoe naar ik het voor haar vind.
Na een tijdje zo gestaan te hebben, vraagt ze of ze even haar gezicht mag wassen in de wc. Als ze terug is, hebben we het helemaal niet meer over de kauwgom. Terwijl ik haar handen vasthoud, spreken we af dat ze het in het vervolg even bij mij meldt als ze zich niet lekker voelt, omdat ik heus wel begrijp dat ze dan anders reageert op dingen en dan kan ik daar rekening mee houden.
“En hoe moet dat nou in het weekend? Als je zo’n ruzie hebt?”
“Ik ga denk ik bij mijn tante slapen of mijn oma.”
“Ja, doe dat maar. En dan hoop ik dat je het daar heel fijn hebt, want ik vind je een lieverd hoor.” Met een zachte blik kijkt ze me aan en gaat dan terug naar haar klas.

Vanochtend stond ik bij mijn lokaal om leerlingen voor het volgende uur te begroeten en een hand te geven. Bij één van hen constateerde ik kauwgom in de mond.
”Spuug dat maar even uit,” zei ik en wees naar de prullenbak.
Ineens staat Maryam bij ons en zegt breed grijnzend tegen de leerling, terwijl ze hem een stevige klap op de schouder geeft:
“En ga het nou maar niet ontkennen, want daar komen alleen maar problemen van!”
Ze geeft me een knipoog en loopt snel door.

woensdag, oktober 01, 2008

Ouders

Als ik door de gangen loop in een tussenuur, kom ik langs het lokaal waar leerlingen, die de les zijn uitgestuurd, worden opgevangen. Door de grote ramen is het gemakkelijk naar binnen kijken. Mouad uit de eerste klas zit daar een beetje voor zich uit te dromen. Een paar uur eerder heb ik een stevig gesprek met hem gehad, omdat hij het door mij opgegeven strafwerk niet gemaakt bleek te hebben. Dat had hij te danken aan het feit dat hij aan het begin van deze week de les had verstoord door een scheldwoord door de klas te roepen. Toen ik hem daar na de les op aansprak, had hij het -zonder enige hartstocht, op een bijna routineuze manier- eerst maar eens ontkend.
"Ah joh, Mouad. Daar gaan we het toch niet over hebben? Ik heb gehoord dat je het zei. Daar is niks meer aan te doen. We moeten het nu eens worden over hoe we dit afhandelen, zodat je het niet nog een keer doet."
"U gaat toch niet mijn ouders bellen?"
Mouad klonk oprecht ongerust.
"Hoezo? Waarom zou ik je ouders bellen?" vroeg ik.
"Meester B. had dat gezegd: als ik me nog één keer slecht gedraag, gaat hij mijn ouders bellen."
Meester B. is de mentor van Mouad en Mouad weet dat wij regelmatig overleggen. Ik vond Mouads openhartigheid ontwapenend.
"En dat wil jij liever niet?"
"Nee," kwam er heel beslist uit.
"Waarom niet?"
Hij haalde zijn schouders op, maar hoe ik ook doorvroeg, hij wilde geen concreet antwoord geven.
"Geeft u me dan strafwerk, juffrouw, als u maar niet mijn ouders belt."
"Weet je het zeker?"
"Ja," met een hevig hoofdknikken, "en zegt u het dan niet tegen meester?"
"Ik moet hem vertellen wat er is gebeurd, maar ik zal hem vragen om je ouders niet te bellen."
Mouad toonde zich duidelijk opgelucht en samen hadden we de hoeveelheid regels afgesproken, die Mouad de eerstvolgende les 10x handgeschreven bij mij zou inleveren: "Ik mag niet schelden, want dat creëert onrust. Daardoor wordt het leerproces van mijzelf en anderen verstoord. Als ik me gedraag zoals het hoort, hoef ik deze kinderachtige strafregels niet te schrijven."

Vanochtend was die eerstvolgende les en Mouad had zijn strafregels niet bij zich. Ik had me wèl aan mijn deel van de afspraak gehouden. Daarom kreeg Mouad (hij protesteerde overigens niet) er 5x extra schrijven bij. En nu was hij er blijkbaar weer bij een andere leraar uitgestuurd...
Ik besluit een gesprekje met hem te voeren en vraag aan de dienstdoende collega of Mouad even op de gang mag komen.
"Mouad, wat is er aan de hand, jongen? Gaat het wel goed met je? Eerst heb je je strafwerk niet af en nu ben je er door iemand uitgestuurd. Ik maak me zorgen over je."
Hij kijkt me aan met zijn bruine ogen en dan richt hij zijn blik snel naar beneden, hevig knipperend. Gaat hij nou huilen?
"Vertel eens, wat is er gebeurd dat je nu niet in de les bent?" dring ik aan.
En dan komt er een heel verhaal, waaruit moet blijken dat Mouad er eigenlijk part noch deel aan heeft. Het zijn allemaal omstandigheden buiten hem om, andere leerlingen die hem erin hebben geluisd, de juffrouw die het niet goed in de gaten heeft, etc. etc. etc. Hij is geëmotioneerd en heeft er natte ogen van gekregen. Af en toe biggelt er een traan over zijn wangen, die hij dan verwoed wegveegt.
"Misschien moeten we nu toch maar je ouders bellen, want die kunnen je dan helpen om je tas in te pakken, zodat je in ieder geval de juiste spullen bij je hebt."
Zijn ogen zijn heel donker als hij me aankijkt en met met een verstrakt lijf zegt: "U begrijpt het niet! Moslim-ouders zijn niet als Nederlandse ouders! Ze gaan mij niet helpen. Mijn moeder zegt dat ik het zelf moet doen en mijn vader wordt alleen maar boos."
Zodra hij is uitgebriesd steekt hij zijn handen in zijn zakken. Zijn blik gaat naar beneden. Met zijn rechtervoet trapt hij machteloos tegen de muur. Als ik mijn hand op zijn schouder leg, voel ik hoe hij zich weer wat ontspant.
"Maar je bent toch nog een kind, Mouad? Je ouders mòeten je toch helpen?"
"Mijn ouders hebben geen opleiding gehad. Die zijn nooit naar school geweest. Die weten er niks van. Als ik het niet goed doe op school en meester gaat bellen, dan krijg ik alleen maar problemen... Mijn vader...."
"Wat is er met je vader?"
Geen reactie. Mouad kijkt me niet aan en zwijgt.
"Wordt je vader heel erg boos op je?"
"Ik zei toch dat moslim-ouders anders zijn dan Nederlandse ouders?!"
"Slaat hij je als hij boos op je wordt?"
Blik naar beneden, knikkend koppie.
Ojee.
"Geeft hij je dan een tikje of slaat hij je op je hoofd ofzo? Dat het echt flink pijn doet?" Mouad knikt weer.
"Soms duwt hij me... en dan val ik op de grond en..."
Z'n stem wordt nu heel iel. Ik kan hem nog maar net verstaan.
"En dan schopt hij je?" vraag ik door.
Terwijl ik het nare tafereel in gedachten voor me zie, realiseer ik me dat ik niet ben opgeleid voor dit soort gesprekken. Ik kan niet nagaan of hij de waarheid spreekt. Maar iets zegt me dat ik het risico niet mag nemen om hem niet te geloven, om hem in de steek te laten. Dat zou namelijk oneindig veel schadelijker zijn dan wanneer ik misschien achteraf moet vaststellen dat hij me iets op de mouw staat te spelden.
Mouad knikt weer, terwijl hij nog steeds naar de grond kijkt en de tranen langzaam op zijn trui druppen.
"Ach jochie toch," zeg ik en geef hem een aai over zijn stugge haar. Heel even staan we zo zwijgend naast elkaar in de lange, hoge gang van de school.
"Gaat meester nou naar huis bellen of u?" vraagt hij dan.
"Maakt dat verschil?"
"Ja, want meester heeft het alleen over de dingen die fout gaan. En u zegt het ook als het goed gaat."
"Als meester gaat bellen, zal ik ervoor zorgen dat hij ook de goede dingen noemt. En ik zal hem in ieder geval vertellen wat wij nu besproken hebben, want het is belangrijk dat hij dat ook weet... Zullen we het zo afspreken?"
"Morgen lever ik mijn strafwerk in, juffrouw. Of misschien straks in de grote pauze. Ik denk dat ik het nog wel afkrijg."
"Heel goed, Mouad, want dan is dat tenminste opgelost."
"Vertelt u het niet aan andere kinderen?"
Ik schud mijn hoofd en steek mijn hand naar hem uit. Hij legt de zijne erin, we kijken elkaar even aan en dan hij loopt het lokaal weer binnen.
Ik ga op zoek naar zijn mentor.