vrijdag, september 26, 2008

Ramadan- een terugblik

Toen ik na de zomer op deze school begon te werken, zong het al snel rond in de lerarenkamer: “De ramadan komt eraan!”. Over het algemeen was de toon die daarbij gebezigd werd niet positief. Ik werd min of meer gewaarschuwd voor de nadelige effecten op onze leerlingen van de voor moslims zo belangrijke, zelfs heilige maand. Deze geluiden kwamen (uiteraard) van de niet-moslim collega’s.
“Let maar op, leerlingen worden steeds slomer, onwilliger, sneller geïrriteerd en op het laatst is er helemaal niet meer met ze te werken. Soms loopt het zo hoog op, dat er complete vechtpartijen ontstaan. En dan gaan ze weer overal spugen, omdat ze hun speeksel niet door mogen slikken. Gatverdamme!“
Ik kende ramadan alleen vanuit de theorie, dus was erg nieuwsgierig naar wat komen ging.
En toen ramadan een dikke drie weken geleden begon, heb ik in enkele klassen gesprekken gevoerd over de betekenis en de bedoeling van ramadan. Het viel me op dat de leerlingen dat heel leuk vonden. Ineens konden ze heel goed naar elkaar luisteren, elkaar aanvullen en allerlei vragen die ik stelde beantwoorden. Ze vonden het duidelijk erg fijn om over iets dat echt van hen is te praten met een leraar die daar interesse voor toonde. Het was opvallend dat het goede gedrag (niet liegen, niet vechten, niet schelden en beleefd zijn) op gelijke hoogte werd gesteld met het vasten. Daarom durfde ik het later aan om leerlingen, die niet goed met elkaar omgingen, erop aan te spreken met een verwijzing naar de heilige maand. “Zulk gedrag kan het hele jaar niet door de beugel, maar nu toch zeker niet: het is ramadan, joh! Ik weet dat het moeilijk is en dat je honger en dorst hebt en moe bent, maar het wordt wel van je gevraagd. Je moet je goed gedragen.” Vaak pakte dat heel goed uit, maar niet altijd.
Zo had ik afgelopen maandag aan het eind van de dag les met een bijzonder onwillige klas. Misschien toeval, maar met deze klas had ik geen klassengesprek over ramadan gehad. Toen ik vroeg wat er toch aan de hand was, omdat hun gedrag zo dwars en slecht was, werd er wat rellerig geroepen: “Het is ramadan, juffrouw, maar dat snapt u toch niet,” gevolgd door een hoop gejoel en gelach. Niet fijn. Zelfs zo ontzettend niet fijn, dat ik de les voortijdig heb afgebroken.
Later sprak ik hierover met moslim-collega A. en al pratende kwamen we erop, dat het goed zou zijn als een door de leerlingen gerespecteerd persoon met ze zou praten over de bedoeling en betekenis van ramadan. A. heeft toen Yassin El Forkani –jongerenimam in Slotervaart- gebeld en die was meteen bereid om te komen. Er werd een afspraak gemaakt voor donderdag, de eerstvolgende keer als ik dezelfde klas weer les zou geven: geweldig!

Vlak voordat de imam (samen met zijn begeleider en A.) in de klas arriveerde, heb ik de leerlingen op de hoogte gesteld van zijn komst en de aanleiding daartoe: de vervelende les van maandagmiddag. Ik vertelde dat A. en ik er verder over hadden gepraat en dat de imam dus nu speciaal voor hen op school kwam. Er was nog tijd over om ze de cijfers voor te lezen, die ze met werk van vorige week hadden behaald. Die waren nogal laag en daar was wat onrust over in de klas op het moment dat de imam binnen kwam. Het was bijzonder opvallend hoe stil de leerlingen plotseling werden toen de imam binnenkwam: ze waren zwaar onder de indruk!
De imam begon met vertellen/vragen wat een imam nou eigenlijk is: iemand die de Koran heeft bestudeerd en zich bezig houdt met de uitleg daarvan. Uitleg van de Koran is belangrijk, omdat je anders het risico loopt dat je het verkeerd leest en dan fouten maakt.
Daarna kwam het gesprek op ramadan, de vier overige zuilen van de islam en de betekenis daarvan. Leerlingen droegen aan dat het vasten gedaan wordt om –net zoals de armen- honger en dorst te voelen. De imam vroeg naar de ervaringen met ramadan: wat doet het met je als je vast? Leerlingen reageerden heel open en vertelden over vermoeidheid, sneller boos worden, hoofdpijn hebben, geïrriteerd zijn. Een jongen zei dat hij er depressief van werd, omdat hij steeds bang was dat hij per ongeluk toch zou drinken als hij zo’n dorst had...
De imam heeft de leerlingen uitgelegd dat ramadan eigenlijk een cursus is om je heel erg geconcentreerd bezig te houden met je gedrag, omdat de Islam en de Koran er vooral over gaan wat je moet doen en laten in het leven: over je gedrag dus.
Vervolgens ging het over dat goede gedrag en dat je best doen op school, je huiswerk maken en hoge cijfers halen ook bij ramadan horen.
Toen kwam het onderwerp van smoesjes ter sprake. Dat er gezegd wordt dat je de tram niet kan halen (en dus te laat komt), je moeder niet kan helpen, je (huis)werk niet kan doen, niet op kan letten in de klas, snel boos wordt etc, allemaal omdat je aan ramadan doet. Smoesjes vertellen is eigenlijk liegen en dus geen goed gedrag. En de conclusie was: als je je niet goed gedraagt en smoesjes gebruikt om onder je (school)verantwoordelijkheden uit te komen, hoef je eigenlijk ook niet mee te doen met vasten, want dat heeft dan geen zin. Je kunt dan net zo goed wèl eten en drinken.
Door de leerlingen werd geopperd dat de school meer rekening moet houden met hoe moeilijk het vasten is en daar respect voor moet hebben. De imam ging daarop in door te zeggen, dat je een proefwerk of een toetsje gewoon moet leren, ook tijdens ramadan en de ramadan niet moet gebruiken als smoes om het niet te doen. Het klopt nou eenmaal niet als je tijdens ramadan je verantwoordelijkheden laat liggen. En hoe moet een leraar daar dan respect voor opbrengen?
De begeleider van de imam (die als een soort aangever fungeerde) opperde dat het er voor de leerlingen misschien ook mee te maken heeft dat de juffrouw geen moslim is en niet meedoet met ramadan en dat je dan minder respect voelt voor die juf. Dat werd beaamd. Een leerling zei dat als de leraren niet vasten “ze” niet weten wat de leerlingen doormaken en daar geen respect voor hebben.
Daarop heeft A. verteld, dat ik in mijn eigen vrije tijd er juist heel erg mee bezig was, dat ik er dus wel degelijk respect voor heb en dat dat er ook voor gezorgd heeft dat nu de imam voor hen naar school was gekomen. Ik vond het erg aandoenlijk, dat leerlingen daarop spontaan applaudisseerden.

Uit mijn rapportage van deze gebeurtenis aan de directie het volgende: “Ik denk dat het goed zal werken als wij als leraren met de leerlingen in gesprek gaan over ramadan en benadrukken dat we het enorm respecteren dat ze zichzelf zoiets zwaars opleggen. Pas als dàt duidelijk is, kun je een volgende stap zetten en gaan praten over goed gedrag. Ze voelen zich al bij voorbaat bekritiseerd omdat ze vasten en als ze dan van daaruit op hun kop krijgen, is er bepaald geen sprake van een pedagogische situatie waarin je iets kunt bereiken, lijkt mij.
Tenslotte lijkt het me buitengewoon belangrijk om niet uit te stralen dat we blij zullen zijn als “het” weer voorbij is of dat we zelfs liever zouden hebben dat het wordt afgeschaft, omdat het alleen maar lastig is. Integendeel: prijs de kinderen, die zich wel goed gedragen en hun werk goed blijven doen, de hemel in! Goed gedrag tijdens ramadan is van meer waarde dan buiten ramadan, want veel moeilijker om vol te houden. Het is mijn indruk dat onze leerlingen het over het algemeen dolgraag goed willen doen tijdens ramadan, maar daar hebben ze onze hulp hard bij nodig. Complimenten helpen daarbij enorm. En wellicht kan een aantal bezoekjes/klassengesprekken met de jongerenimam ook een heel positieve bijdrage leveren, omdat ze dat als ondersteuning zullen ervaren.”

vrijdag, september 12, 2008

Petje op, petje af deel II

Terug in de lerarenkamer schiet ik de eerste de beste collega aan en vertel haar het verhaal van de jongen en het petje en de dreiging die er vanuit ging toen hij zo achter me aankwam in de gang.
"Wat kan ik hier nou het beste mee doen?" vraag ik haar tot slot.
"Melden aan de mentor," is het resolute antwoord, "en die moet dan maar kijken hoe dit afgehandeld wordt. Maar je moet het melden, anders gebeurt er sowieso niets."
Tot mijn vreugde zijn er zelfs formuliertjes om dit soort incidenten te registreren.
Aangezien de collega me heeft aangeraden om mijn melding persoonlijk te overhandigen, in plaats van het via een postvakje te spelen, zoek ik de betreffende mentor op in haar lokaal.
Bijna opgewekt neemt ze mijn ingevulde formulier in ontvangst en begint hele verhalen te vertellen over de klas, die ze dit jaar onder haar hoede heeft gekregen: hoe slecht de werksfeer is, hoe de leerlingen met pennen en andere voorwerpen door de klas gooien, hoe er gescholden wordt en hoe ze al om een co-mentor heeft gevraagd, omdat ze het eigenlijk niet alleen aan kan.
"Ik hoef hier nog maar een paar jaar en ik laat me echt niet gek maken door die kinderen, hoor." Dappere, maar ook wat droevige glimlach.
De moed zakt me enigszins in de schoenen. Is dit mijn voorland?
"Maar wat ga je er nou mee doen?"
"Ik ga zo met zijn ouders bellen en ik maak een kopie van jouw briefje en geef dat aan de teamleider, want die moet hier ook van weten, vind ik."
Als ik aan het einde van de middag naar huis fiets, weet ik niet wat ik mag verwachten.

De volgende ochtend (donderdag dus), in de eerste pauze al, komt die teamleider met het kopietje in de hand naar me toe en vertelt me dat hij Yassine al gesproken heeft en hem een aulaverbod heeft opgelegd voor een week. Ik was namelijk niet de enige die op dezelfde dag een aanvaring had gehad over zijn slechte gedrag in het algemeen en zijn petje in het bijzonder. Hij vertelt dat hij een goed maar stevig gesprek heeft gehad en dat hij niet denkt dat de jongen het mij nog persoonlijk kwalijk zal nemen. Ik hoef niet bang voor hem te zijn.

Maar later merk ik dat ik er nog niet helemaal op gerust ben en dat ik geen zin heb om hiermee rond te blijven lopen. Per e-mail meld ik aan de teamleider dat ik graag ook nog een korte ontmoeting wil om het incident echt af te ronden.
En alweer wordt er razendsnel gehandeld, want vanochtend in de kleine pauze zit ik met Yassine en de teamleider om de tafel. Dat wil zeggen: wij zitten aan tafel en Yassine heeft zijn stoel demonstratief een halve meter naar achteren geschoven.
"We zijn hier bij elkaar, Yassine, omdat Mw. Dollekens graag nog iets tegen je wil zeggen over wat er deze week gebeurd is."
Yassine kijkt naar de grond.
"Ik vind het eigenlijk heel vervelend" begin ik vol goede moed, "dat we elkaar op deze manier hebben ontmoet. En daarom wil ik met nadruk tegen je zeggen dat het er mij niet om gaat dat ik je een nare jongen vind, maar dat het me puur en alleen om je gedrag ging. Ik ken je verder niet, dus daar heb ik geen oordeel over. Je lijkt me eigenlijk best een aardige jongen, maar we moeten ons allemaal aan de regels houden van school houden en daar ging het me om. Snap je dat?"
Ik heb het gevoel alsof ik tegen een muur praat. Hij keurt me geen blik waardig. Zo voelt het althans.
"Waarom mogen we eigenlijk geen pet op?" vraagt hij fel. Niet aan mij, maar aan de teamleider, die hij wèl aankijkt nu.
De teamleider zegt heel terecht dat het daar nu niet om gaat.
"Je mag ook niet door rood rijden, da's ook een regel en daar houden we ons ook aan."
"Ja, logisch," reageert Yassine heel gevat, maar ook wel wat voorspelbaar, "dat is omdat er anders ongelukken gebeuren in het verkeer. Maar waarom zou je geen pet op mogen?"
En daarmee gebeurt er iets, wat ik al veel vaker heb bemerkt. In plaats van dat een leerling ronduit toegeeft dat hij een regel heeft overtreden en dat dat niet kan, weet hij het gesprek heel handig dusdanig te sturen (door steeds maar vragen te stellen, is me opgevallen) dat de ànder zich gaat verantwoorden. Terwijl dat op dat moment helemaal niet onderwerp van gesprek zou moeten zijn. En ja hoor, de teamleider gaat erop in: het heeft met respect te maken. En uiteraard neemt Yassine daar geen genoegen mee, want of er dan uitgelegd kan worden wat respect nou eigenlijk is: een pet ophebben heeft daar helemaal niks mee te maken, etc. En pas dàn zegt de teamleider waar het op staat.
"Hoor eens Yassine, we hebben het hier al over gehad. Je hebt toegegeven dat je hartstikke fout zat en je hebt straf gekregen. Ik heb toen ook tegen je gezegd dat het me een goede zaak lijkt als je Mw. Dollekens bij gelegenheid nog je excuses zou aanbieden. Dat kan nu, dus ga je gang."
"Ik ga mijn excuses niet aanbieden," zegt hij dan, armen over de borst gekruist, ogen naar beneden.
"Waarom niet?" vraagt de teamleider.
"Omdat ze liegt."
"Hoezo?"
"Ik heb geen je tegen haar gezegd."
Het is net alsof ik niet aanwezig ben.
"Je hebt je niet gedragen zoals het hoort, Yassine. Excuses zijn daarom op hun plaats. Als je weigert, ga ik je ouders bellen en vragen of die voor een gesprek op school komen."
Even is het stil.
"OK... ik bied mijn excuses aan."
Voor een halve seconde gaat zijn blik in mijn richting.
"Fijn dat je dat zegt en fijn dat je me er even bij aankeek. Ik ga er vanuit dat dit de laatste keer is, dat we elkaar op deze manier treffen," is mijn reactie, terwijl ik me afvraag of dit allemaal nou wel zo pedagogisch is. Ik kan namelijk met geen mogelijkheid inschatten wat het effect van deze exercitie is op Yassine. En daar gaat het toch om? Of gaat het ook om andere dingen?
De bel snerpt, de pauze is voorbij.
"Ga maar gauw naar je les," zegt de teamleider.
Yassine (die al was opgestaan) is binnen no time het lokaal uit.
De teamleider grijnst.
"Gewoon recalcitrant pubergedrag, door de omstandigheden een beetje uitvergroot," is zijn analyse. Hij is duidelijk tevreden.
Als één en ander na een paar uurtjes bezonken is, voel ik me toch ook wel wat beter door het gesprek. De angel is eruit tussen Yassine en mij. Daar moet ik in ieder geval maar op vertrouwen.

woensdag, september 10, 2008

Petje op, petje af, deel I

Terwijl Zoon dezer dagen voor zijn literatuurlijst Bint van Bordewijk leest, heb ik op woensdagochtend in de aula van mijn school "dienst": ik houd toezicht. Er hangt een onrustige sfeer. Misschien omdat het nu halverwege de tweede week van ramadan is. Door het aanhoudende slaapgebrek en het vasten worden de leerlingen hangerig, slap en misselijk aan de ene kant en luidruchtig, uitgelaten en enigszins recalcitrant aan de andere kant.
Iemand van de bewaking komt naar me toe. Of ik die jongen ken, die met dat witte shirt, die rechts bij het raam zit.
Ik kijk en heb werkelijk geen idee.
"Waarom wilt u dat weten?" vraag ik.
"Hij had net zijn pet op en ik ben naar hem toegegaan om te vragen of hij hem af wilde zetten. Dat deed hij. Maar toen ik me even later omdraaide had hij hem gewoon weer opgezet. Dus ging ik naar hem toe en vroeg hem zijn naam en zijn klas. Die wilde hij niet geven."
"En zijn pasje? Hebt u hem naar zijn pasje gevraagd?"
"Ja, maar ook dat weigerde hij te tonen."
"Ik ga er wel even heen," zeg ik en loop naar het groepje waarvan de betreffende jongen deel uitmaakt.
"Kan ik je even spreken?" vraag ik hem.
"Waarom?""
Eén en al weerbarstigheid.
"Kom nou even, ik wil je alleen maar iets vragen."
De nieuwsgierigheid wint blijkbaar en we lopen samen naar het midden van de aula, buiten gehoorsafstand van zijn vrienden. Ik wil vermijden dat ik binnen no-time in discussie ben met een hele groep en bovendien hoop ik dat hij meer aanspreekbaar is als hij niet stoer hoeft te doen tegenover de rest.
Hij is een flinke kop groter dan ik als hij voor me staat, beetje bleek in het ronde gezicht, grote bruine ogen, bijna kaal geschoren hoofd.
"Ik hoor net van de bewaking dat jij je naam en klas niet wil zeggen en je pasje niet wil laten zien. Klopt dat?"
"Hoezo?"
Dit gaat lastig worden. Hij kijkt me niet aan, maar fixeert zijn blik op de vloer schuin achter me. Zijn hele lichaamshouding straalt afwijzing uit.
"Ik weet niet hoezo. Dat wil ik nou juist van jouw horen. Het had iets te maken met dat je je pet ophad en toen weer af en toen weer op? "
"Ik zit hier niet eens op school."
"Als je hier niet op school zit, mag je hier niet zijn."
"Ik zit hier wel op school, maar ik wil geen problemen."
"Kun je me alsjeblieft aankijken als we met elkaar praten?"
Hij richt zijn blik met duidelijke tegenzin op mij.
"Wat voor problemen bedoel je?"
"Dat ik me 's ochtends drie kwartier eerder moet melden ofzo. Of ik moet mijn pet inleveren. Ik vind dat belachelijk. Waarom mag je geen pet op?"
Blik weer op de grond.
"Juist als je geen problemen wilt, zorg je ervoor dat je de regels niet overtreedt."
"Ik was het gewoon even vergeten... wat is nou het probleem? Je kunt toch wel eens iets vergeten?"
Nog steeds zijn zijn ogen nààst mij gericht. Ik voel hoe verwarrend dat voor me is: het maakt me onrustig. Dus vraag ik hem weer me aan te kijken. Pas na twee keer aandringen, reageert hij. Maar het is voor slechts enkele seconden.
"Hoe kun je zoiets nou vergeten?"
"Ik schaam me voor mijn haar. Het is veel te kort, dus wil ik mijn pet ophouden."
"Staat je anders best leuk, hoor. Daar hoef je je echt niet voor te schamen."
Een kleine glimlach. Hij kijkt me aan, onwillekeurig. Wrijft even over de korte stoppeltjes.
"Zorg gewoon dat je het niet meer vergeet, dan krijg je ook geen problemen, ok?"
"Ja, is goed."
Hij loopt terug naar zijn groepje en ik raak in gesprek met een andere leerling. Even later gaat de bel en in de verte zie ik hem de aula uitlopen.
Met zijn pet op!
Ik trek een kleine sprint. Ik zie hoe hij een bewaker passeert, die hem zegt zijn pet af te doen. Hij gehoorzaamt, loopt een paar meter en zet hem weer op. Op dat moment haal ik hem in en ga ik voor hem staan met uitgestoken hand.
"Ik denk dat je hem nu maar aan mij moet geven."
Ineens komt er een andere jongen langszij, grist de pet weg en gaat ervan door. Verbluft draai ik me om, waardoor de petdrager zijn kans schoon ziet en er ook tussenuit knijpt. Een eindje verderop komt de pet weer bij de rechtmatige eigenaar terug, die hem lachend op zijn hoofd plant, mij aankijkt en een klaslokaal inloopt.
Om mij heen staan leerlingen uit een eerste klas die ik lesgeef. Ze zijn helemaal ontsteld en onthutst.
Binnen een paar tellen ben ik in het lokaal, waar een vrouwelijke collega (kleiner van stuk en smaller van bouw dan ik) in een felle discussie is verwikkeld met dezelfde jongen. Hij gaat tegen haar tekeer; het is nog net geen schreeuwen, maar het is echt helemaal niet zoals het hoort.
"Mag ik even van u weten hoe deze leerling heet en welke klas dit is?" vraag ik haar als ze me opmerkt.
"Dit is Yassine uit 4C."
"Dank u wel, dan weet ik genoeg," en ik loop de gang weer in.
Aan het einde daarvan hoor ik rennende voetstappen achter me. Het is Yassine.
"Waarom heeft u mijn naam gevraagd?" zegt hij. Zijn blik is woest, zijn houding komt dreigend over. Dat hij kwaad is, lijdt geen twijfel.
"Wat denk je zelf?"
"Zeg het me! Waarom moest je mijn naam weten?"
"Je?! O nee...," zeg ik en steek mijn hand op borsthoogte in een afwerend gebaar naar hem op, "als je zo gaat beginnen zijn we uitgepraat."
Ik draai me om en loop weg, zeker wetend dat hij me niet achterna zal komen.
-wordt vervolgd

vrijdag, september 05, 2008

Goed gedrag

In verschillende klassen heb ik het deze week ter sprake gebracht: wat is ramadan precies en wat betekent het voor je? Het was verrassend hoe daarbij steeds als eerste de gedragsregels werden genoemd: niet liegen, niet schelden, niet vechten en beleefd blijven. Het niet eten en drinken is misschien meer vanzelfsprekend voor mijn leerlingen? En over het waarom van ramadan was iedereen het eens: het is goed om te voelen wat arme mensen voelen, namelijk honger en dorst.
Ik heb mijn bewondering voor de volharding in het vasten volmondig uitgesproken en benadrukt dat het goede gedrag heel moeilijk is als je snel geïrriteerd bent, doordat je een droge mond of een knorrende maag hebt. Maar... als je een goed moslim wil zijn en God waardig, is dat goede gedrag net zo belangrijk als het afzien van eten en drinken.
Bij het begin van de Nederlandse les op dinsdagmorgen blijken Emre en Sana uit de eerste klas ruzie te hebben. Ze willen niet dicht bij elkaar in de klas zitten, want ze vinden elkaar "eng". In eerste instantie is een gesprek daarover niet mogelijk. Ze willen alleen maar zover mogelijk van elkaar vandaan.
Ik zeg dat je soms ruzies kunt hebben in een klas, maar dat je altijd moet proberen om dat op te lossen. Je zit immers nog het hele jaar bij elkaar in de klas en je kunt niet optimaal werken als er conflicten zijn.
Nou goed, dan willen ze het wel proberen.
De rest van de klas is heel stil: iedereen heeft zijn volle aandacht bij deze zaak.
"Waarom wil je niet bij hem in de buurt zitten?" vraag ik eerst maar eens aan Sana. Vanonder een donker hoofddoekje kijkt ze me recht aan met haar ronde chocoladebruine ogen, de wimpers licht aangezet met mascara. Voor de duvel niet bang en bepaald niet op haar mondje gevallen. In mijn lessen doet ze altijd goed mee en doorgaans vraagt ze zelfs of ze bij mij aan tafel mag zitten. Maar van een collega heb ik al gehoord dat ze ontzettend fel en bitchy uit de hoek kan komen.
"Hij is eng."
De stem een beetje schel.
De schouders hard en onverzettelijk.
"Wat vind je eng aan hem?"
"Gewoon, zijn gedrag."
"Wat aan zijn gedrag vind je eng?"
"Gewoon, hij is eng."
"Maar wat doèt hij dan dat jij eng vindt?"
"Hij scheldt me uit en hij kijkt raar naar mij."
Emre heeft de hele tijd zijn mond kunnen houden, maar nu is de maat vol voor hem.
"Jij scheldt mij uit en dan zeg ik wat terug ja! Vind je het gek?!"
En hup, zij er overheen en dan hij weer: een enorm gekrakeel. De rest van de klas mengt zich er ook een beetje in, maar laat het gebekvecht toch voornamelijk over aan de twee hoofdrolspelers. Als ik de boel weer rustig heb, herhaal ik wat Sana heeft gezegd (dus jij vindt het vervelend als hij naar je kijkt en dingen tegen je zegt) en vraag Emre nu naar zijn kant van het verhaal. Het komt eigenlijk op hetzelfde neer: zij scheldt hem uit en kijkt "de hele tijd" naar hem.
Uiteraard is het volstrekt zinloos om te achterhalen wie er begonnen is... Maar wat ik wel kan proberen, is om afspraken te maken over hoe ze dit soort conflicten in de toekomst kunnen vermijden.
"Sana, wat kan Emre doen, zodat jij hem niet meer eng vindt?"
"Niks tegen me zeggen en niet naar me kijken."
Emre wil eigenlijk precies hetzelfde van haar en dus zijn ze het snel eens: een compliment waard en dat geef ik ze dan ook.
"Waarom zit hij nou te huilen?" vraagt Sana ineeens, weer met die scherpte in haar stem.
Er druppen inderdaad wat tranen uit de ogen van Emre.
"Wat is er Emre? Waarom heb je verdriet?" vraag ik en geef hem een papieren zakdoekje.
"Ze zeggen ook al dat ik een ramadanvreter ben. Maar ik mòet eten van de dokter!"
En hij wil heel graag in de klas vertellen waarom hij zich niet aan de vasten houdt: hij heeft een lage bloeddruk.
"Wat is dat? Lage bloeddruk? Wat is dat juf?" wordt er door de klas geroepen. Dus probeer ik dat zo goed en zo kwaad als het gaat uit te leggen. Dan snappen ze waarom Emre inderdaad maar beter niet mee kan doen met Ramadan.
"Waarom huilt hij nou juf? Je gaat er toch niet dood aan!"
Sana is een volhoudertje.
"Nee, dat niet. Maar ik kan me voorstellen dat hij verdrietig is, omdat hij niet mee kan doen met iedereen en wordt uitgescholden voor ramadanvreter."
Het is heel stil in de klas en even voelt de sfeer nogal zwaar. Dan heb ik een idee.
"Dus als julie merken dat Emre wordt lastig gevallen door anderen of dat ze over hem praten omdat hij wèl eet en drinkt, dan is het goed als jullie als zijn klasgenoten hem daartegen verdedigen en zeggen dat het een zaak is tussen hem en God en niemand anders. En het is belangrijk dat jullie dat rustig zeggen en je daarbij goed gedragen... Wie wil dat doen?"
Er gaan heel veel vingers de lucht in. De opluchting is bijna tastbaar in het lokaal. Er breekt een opgewekt gebabbel los en ik kijk Sana aan.
"Kun jij dat ook, nu je snapt waarom Emre niet meedoet?"
Ze knikt alleen maar. Haar ogen staan ernstig.