woensdag, september 10, 2008

Petje op, petje af, deel I

Terwijl Zoon dezer dagen voor zijn literatuurlijst Bint van Bordewijk leest, heb ik op woensdagochtend in de aula van mijn school "dienst": ik houd toezicht. Er hangt een onrustige sfeer. Misschien omdat het nu halverwege de tweede week van ramadan is. Door het aanhoudende slaapgebrek en het vasten worden de leerlingen hangerig, slap en misselijk aan de ene kant en luidruchtig, uitgelaten en enigszins recalcitrant aan de andere kant.
Iemand van de bewaking komt naar me toe. Of ik die jongen ken, die met dat witte shirt, die rechts bij het raam zit.
Ik kijk en heb werkelijk geen idee.
"Waarom wilt u dat weten?" vraag ik.
"Hij had net zijn pet op en ik ben naar hem toegegaan om te vragen of hij hem af wilde zetten. Dat deed hij. Maar toen ik me even later omdraaide had hij hem gewoon weer opgezet. Dus ging ik naar hem toe en vroeg hem zijn naam en zijn klas. Die wilde hij niet geven."
"En zijn pasje? Hebt u hem naar zijn pasje gevraagd?"
"Ja, maar ook dat weigerde hij te tonen."
"Ik ga er wel even heen," zeg ik en loop naar het groepje waarvan de betreffende jongen deel uitmaakt.
"Kan ik je even spreken?" vraag ik hem.
"Waarom?""
Eén en al weerbarstigheid.
"Kom nou even, ik wil je alleen maar iets vragen."
De nieuwsgierigheid wint blijkbaar en we lopen samen naar het midden van de aula, buiten gehoorsafstand van zijn vrienden. Ik wil vermijden dat ik binnen no-time in discussie ben met een hele groep en bovendien hoop ik dat hij meer aanspreekbaar is als hij niet stoer hoeft te doen tegenover de rest.
Hij is een flinke kop groter dan ik als hij voor me staat, beetje bleek in het ronde gezicht, grote bruine ogen, bijna kaal geschoren hoofd.
"Ik hoor net van de bewaking dat jij je naam en klas niet wil zeggen en je pasje niet wil laten zien. Klopt dat?"
"Hoezo?"
Dit gaat lastig worden. Hij kijkt me niet aan, maar fixeert zijn blik op de vloer schuin achter me. Zijn hele lichaamshouding straalt afwijzing uit.
"Ik weet niet hoezo. Dat wil ik nou juist van jouw horen. Het had iets te maken met dat je je pet ophad en toen weer af en toen weer op? "
"Ik zit hier niet eens op school."
"Als je hier niet op school zit, mag je hier niet zijn."
"Ik zit hier wel op school, maar ik wil geen problemen."
"Kun je me alsjeblieft aankijken als we met elkaar praten?"
Hij richt zijn blik met duidelijke tegenzin op mij.
"Wat voor problemen bedoel je?"
"Dat ik me 's ochtends drie kwartier eerder moet melden ofzo. Of ik moet mijn pet inleveren. Ik vind dat belachelijk. Waarom mag je geen pet op?"
Blik weer op de grond.
"Juist als je geen problemen wilt, zorg je ervoor dat je de regels niet overtreedt."
"Ik was het gewoon even vergeten... wat is nou het probleem? Je kunt toch wel eens iets vergeten?"
Nog steeds zijn zijn ogen nààst mij gericht. Ik voel hoe verwarrend dat voor me is: het maakt me onrustig. Dus vraag ik hem weer me aan te kijken. Pas na twee keer aandringen, reageert hij. Maar het is voor slechts enkele seconden.
"Hoe kun je zoiets nou vergeten?"
"Ik schaam me voor mijn haar. Het is veel te kort, dus wil ik mijn pet ophouden."
"Staat je anders best leuk, hoor. Daar hoef je je echt niet voor te schamen."
Een kleine glimlach. Hij kijkt me aan, onwillekeurig. Wrijft even over de korte stoppeltjes.
"Zorg gewoon dat je het niet meer vergeet, dan krijg je ook geen problemen, ok?"
"Ja, is goed."
Hij loopt terug naar zijn groepje en ik raak in gesprek met een andere leerling. Even later gaat de bel en in de verte zie ik hem de aula uitlopen.
Met zijn pet op!
Ik trek een kleine sprint. Ik zie hoe hij een bewaker passeert, die hem zegt zijn pet af te doen. Hij gehoorzaamt, loopt een paar meter en zet hem weer op. Op dat moment haal ik hem in en ga ik voor hem staan met uitgestoken hand.
"Ik denk dat je hem nu maar aan mij moet geven."
Ineens komt er een andere jongen langszij, grist de pet weg en gaat ervan door. Verbluft draai ik me om, waardoor de petdrager zijn kans schoon ziet en er ook tussenuit knijpt. Een eindje verderop komt de pet weer bij de rechtmatige eigenaar terug, die hem lachend op zijn hoofd plant, mij aankijkt en een klaslokaal inloopt.
Om mij heen staan leerlingen uit een eerste klas die ik lesgeef. Ze zijn helemaal ontsteld en onthutst.
Binnen een paar tellen ben ik in het lokaal, waar een vrouwelijke collega (kleiner van stuk en smaller van bouw dan ik) in een felle discussie is verwikkeld met dezelfde jongen. Hij gaat tegen haar tekeer; het is nog net geen schreeuwen, maar het is echt helemaal niet zoals het hoort.
"Mag ik even van u weten hoe deze leerling heet en welke klas dit is?" vraag ik haar als ze me opmerkt.
"Dit is Yassine uit 4C."
"Dank u wel, dan weet ik genoeg," en ik loop de gang weer in.
Aan het einde daarvan hoor ik rennende voetstappen achter me. Het is Yassine.
"Waarom heeft u mijn naam gevraagd?" zegt hij. Zijn blik is woest, zijn houding komt dreigend over. Dat hij kwaad is, lijdt geen twijfel.
"Wat denk je zelf?"
"Zeg het me! Waarom moest je mijn naam weten?"
"Je?! O nee...," zeg ik en steek mijn hand op borsthoogte in een afwerend gebaar naar hem op, "als je zo gaat beginnen zijn we uitgepraat."
Ik draai me om en loop weg, zeker wetend dat hij me niet achterna zal komen.
-wordt vervolgd

Geen opmerkingen: