vrijdag, september 12, 2008

Petje op, petje af deel II

Terug in de lerarenkamer schiet ik de eerste de beste collega aan en vertel haar het verhaal van de jongen en het petje en de dreiging die er vanuit ging toen hij zo achter me aankwam in de gang.
"Wat kan ik hier nou het beste mee doen?" vraag ik haar tot slot.
"Melden aan de mentor," is het resolute antwoord, "en die moet dan maar kijken hoe dit afgehandeld wordt. Maar je moet het melden, anders gebeurt er sowieso niets."
Tot mijn vreugde zijn er zelfs formuliertjes om dit soort incidenten te registreren.
Aangezien de collega me heeft aangeraden om mijn melding persoonlijk te overhandigen, in plaats van het via een postvakje te spelen, zoek ik de betreffende mentor op in haar lokaal.
Bijna opgewekt neemt ze mijn ingevulde formulier in ontvangst en begint hele verhalen te vertellen over de klas, die ze dit jaar onder haar hoede heeft gekregen: hoe slecht de werksfeer is, hoe de leerlingen met pennen en andere voorwerpen door de klas gooien, hoe er gescholden wordt en hoe ze al om een co-mentor heeft gevraagd, omdat ze het eigenlijk niet alleen aan kan.
"Ik hoef hier nog maar een paar jaar en ik laat me echt niet gek maken door die kinderen, hoor." Dappere, maar ook wat droevige glimlach.
De moed zakt me enigszins in de schoenen. Is dit mijn voorland?
"Maar wat ga je er nou mee doen?"
"Ik ga zo met zijn ouders bellen en ik maak een kopie van jouw briefje en geef dat aan de teamleider, want die moet hier ook van weten, vind ik."
Als ik aan het einde van de middag naar huis fiets, weet ik niet wat ik mag verwachten.

De volgende ochtend (donderdag dus), in de eerste pauze al, komt die teamleider met het kopietje in de hand naar me toe en vertelt me dat hij Yassine al gesproken heeft en hem een aulaverbod heeft opgelegd voor een week. Ik was namelijk niet de enige die op dezelfde dag een aanvaring had gehad over zijn slechte gedrag in het algemeen en zijn petje in het bijzonder. Hij vertelt dat hij een goed maar stevig gesprek heeft gehad en dat hij niet denkt dat de jongen het mij nog persoonlijk kwalijk zal nemen. Ik hoef niet bang voor hem te zijn.

Maar later merk ik dat ik er nog niet helemaal op gerust ben en dat ik geen zin heb om hiermee rond te blijven lopen. Per e-mail meld ik aan de teamleider dat ik graag ook nog een korte ontmoeting wil om het incident echt af te ronden.
En alweer wordt er razendsnel gehandeld, want vanochtend in de kleine pauze zit ik met Yassine en de teamleider om de tafel. Dat wil zeggen: wij zitten aan tafel en Yassine heeft zijn stoel demonstratief een halve meter naar achteren geschoven.
"We zijn hier bij elkaar, Yassine, omdat Mw. Dollekens graag nog iets tegen je wil zeggen over wat er deze week gebeurd is."
Yassine kijkt naar de grond.
"Ik vind het eigenlijk heel vervelend" begin ik vol goede moed, "dat we elkaar op deze manier hebben ontmoet. En daarom wil ik met nadruk tegen je zeggen dat het er mij niet om gaat dat ik je een nare jongen vind, maar dat het me puur en alleen om je gedrag ging. Ik ken je verder niet, dus daar heb ik geen oordeel over. Je lijkt me eigenlijk best een aardige jongen, maar we moeten ons allemaal aan de regels houden van school houden en daar ging het me om. Snap je dat?"
Ik heb het gevoel alsof ik tegen een muur praat. Hij keurt me geen blik waardig. Zo voelt het althans.
"Waarom mogen we eigenlijk geen pet op?" vraagt hij fel. Niet aan mij, maar aan de teamleider, die hij wèl aankijkt nu.
De teamleider zegt heel terecht dat het daar nu niet om gaat.
"Je mag ook niet door rood rijden, da's ook een regel en daar houden we ons ook aan."
"Ja, logisch," reageert Yassine heel gevat, maar ook wel wat voorspelbaar, "dat is omdat er anders ongelukken gebeuren in het verkeer. Maar waarom zou je geen pet op mogen?"
En daarmee gebeurt er iets, wat ik al veel vaker heb bemerkt. In plaats van dat een leerling ronduit toegeeft dat hij een regel heeft overtreden en dat dat niet kan, weet hij het gesprek heel handig dusdanig te sturen (door steeds maar vragen te stellen, is me opgevallen) dat de ànder zich gaat verantwoorden. Terwijl dat op dat moment helemaal niet onderwerp van gesprek zou moeten zijn. En ja hoor, de teamleider gaat erop in: het heeft met respect te maken. En uiteraard neemt Yassine daar geen genoegen mee, want of er dan uitgelegd kan worden wat respect nou eigenlijk is: een pet ophebben heeft daar helemaal niks mee te maken, etc. En pas dàn zegt de teamleider waar het op staat.
"Hoor eens Yassine, we hebben het hier al over gehad. Je hebt toegegeven dat je hartstikke fout zat en je hebt straf gekregen. Ik heb toen ook tegen je gezegd dat het me een goede zaak lijkt als je Mw. Dollekens bij gelegenheid nog je excuses zou aanbieden. Dat kan nu, dus ga je gang."
"Ik ga mijn excuses niet aanbieden," zegt hij dan, armen over de borst gekruist, ogen naar beneden.
"Waarom niet?" vraagt de teamleider.
"Omdat ze liegt."
"Hoezo?"
"Ik heb geen je tegen haar gezegd."
Het is net alsof ik niet aanwezig ben.
"Je hebt je niet gedragen zoals het hoort, Yassine. Excuses zijn daarom op hun plaats. Als je weigert, ga ik je ouders bellen en vragen of die voor een gesprek op school komen."
Even is het stil.
"OK... ik bied mijn excuses aan."
Voor een halve seconde gaat zijn blik in mijn richting.
"Fijn dat je dat zegt en fijn dat je me er even bij aankeek. Ik ga er vanuit dat dit de laatste keer is, dat we elkaar op deze manier treffen," is mijn reactie, terwijl ik me afvraag of dit allemaal nou wel zo pedagogisch is. Ik kan namelijk met geen mogelijkheid inschatten wat het effect van deze exercitie is op Yassine. En daar gaat het toch om? Of gaat het ook om andere dingen?
De bel snerpt, de pauze is voorbij.
"Ga maar gauw naar je les," zegt de teamleider.
Yassine (die al was opgestaan) is binnen no time het lokaal uit.
De teamleider grijnst.
"Gewoon recalcitrant pubergedrag, door de omstandigheden een beetje uitvergroot," is zijn analyse. Hij is duidelijk tevreden.
Als één en ander na een paar uurtjes bezonken is, voel ik me toch ook wel wat beter door het gesprek. De angel is eruit tussen Yassine en mij. Daar moet ik in ieder geval maar op vertrouwen.

Geen opmerkingen: