donderdag, maart 20, 2008

Hugo Claus (5 april 1929 - 19 maart 2008)

Toen ik het bericht in de krant las, was ik veel meer ontdaan en ontroerd dan bij de dood van Gerard Reve of Jan Wolkers, laat staan Willem Frederik Hermans. Die heb ik ooit ontzettend onsmakelijk meegemaakt in een vooraanstaande eetgelegenheid in de hoofdstad: hij praatte veel en veels te hard en rochelde daar dan af en toe tussendoor. Niemand dorst er (uit respect voor zijn literaire kwaliteiten?) iets van te zeggen. Maar na een dergelijke ervaring leest zo'n man een stuk minder lekker kan ik u zeggen.
"Het Jaar van de Kreeft" (over zijn verhouding met Kitty Courbois) is waarschijnlijk het eerste dat ik van Claus las. Ik woonde toen nog bij mijn ouders in een verstikkend dorp ten noorden van Eindhoven en dat boek was voor mij een belofte over hoe het leven óók kon zijn. Hartstochtelijke liefde. Diep gevoelde emoties. Een meeslepend bestaan zonder angst. Alles zo in contrast met de zak meel waarin ik -totdat ik naar Amsterdam kon gaan- moest zien te overleven. Wolkers schreef ook over seks en passie, maar daar voelde ik die gereformeerde achtergrond nog zo duidelijk. Claus was katholiek: bij hem leek het meer vanzelfsprekend en niet iets wat je moest bevechten. Het was er, je moest het alleen even vinden en dan ging de rest vanzelf.
Later nog las ik "Verdriet van België", omdat mijn Grote Liefde (ik had hem inderdaad gevonden, maar het ging helemaal niet vanzelf...), daar helemaal aan verslingerd was geraakt. Ik heb de bladzijden gevroten. Hoe die kleine, 11-jarige, lieve Louis Seynaeve op een nonneninternaat en daarbuiten van alles meemaakte, terwijl de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog zich om hem heen voltrokken.
In die tijd, begin jaren '80, ging ik regelmatig naar dichtersavonden en -festivals, o.a. een keer naar een Nacht van de Poëzie in Brussel. Daar heb ik Hugo Claus horen voordragen uit eigen werk. Zachte, maar welluidende, donkere stem en een ontspannen bijna nonchalante motoriek: ik vond het een zeer indrukwekkende combinatie.
Eén van zijn mooiste gedichten vind ik nog steeds:


Op Thomas zijn vierde verjaardag

Later, mijn jongetje, word je een man,
Later reikhals je als een giraffe naar het hoe en het
waarom.
Men zal je stempelen als bagage.
Men zal je kwetsen om je wens en je droom.
En jij zal trachten eens en voorgoed te fotograferen
het hoe en het waarom van de vrouw
die kantelt in je lakens
die zingt naarmate je ontdubbelt in haar vel.
En nog later, jongetje, wordt
je leven een plakboek.
Maar nog lange niet, nog lange niet.


Het is de tederheid, die ook weer tederheid oproept...
Prachtig.

Geen opmerkingen: