dinsdag, augustus 29, 2006

Terug

"Hè, wat ben ik blij dat ik in Amsterdam woon," verzuchtte ik tegen Zoon, toen we onze eigen straat weer indraaiden. Hij knikte stralend; was het helemaal met me eens. We zijn maar vijf dagen weggeweest en toch leek er heel wat veranderd sinds we afgelopen donderdag vertrokken naar een kleine camping op Walcheren. Dat is twee uur rijden. Je hoeft blijkbaar niet ver en lang van huis om er eens helemaal uit te zijn. Een godvrezend leven ligt bijna om de hoek.

De boer vertelde ons, dat hij pas na één jaar werd gegroet door zijn buren toen hij zich -uit Purmerend afkomstig- twintig jaar geleden op het bedrijf had gevestigd. "Als je op zondag niet twee keer in je beste pak of in lange rok mèt hoed te voet naar de kerk gaat, kennen ze je niet en hoor je er niet bij."
De winkels in Domburg zijn nu op de dag des Heeren open, omdat er aan de toeristen geld te verdienen valt. Er zijn naaktstranden. Maar op zaterdagavond zag ik een man van mijn leeftijd in zijn woonkamer op het huisorgeltje spelen om alvast de psalmen voor de volgende dag te oefenen. En op zondagmiddag, rond een uur of vijf, kwamen er in Oost Kapelle vanuit alle windstreken mannen, vrouwen en kinderen aanlopen, gekleed alsof ze naar een bruiloft gingen, zo'n dertig jaar geleden. Eigenlijk was de dresscode tussen een bruiloft en een begrafenis in. Ze gingen naar de kerk.

Fietsend over smalle weggetjes, omzoomd door jonge bomen, hebben we de wind getrotseerd die over de gigantische aardappel- en voederbietenvelden denderde. We hebben heerlijk geslapen, terwijl de regen op ons dak neerkletterde. Het knusse gekneuter rondom dat ene gaspitje werkte op onze slappe lachspieren, waardoor de pasta bij het afgieten in de braamstruiken belandde en we weer helemaal opnieuw konden beginnen. De waanzinnige hoeveelheid sterren aan de nachtelijke hemel dwong onze ademloze verwondering af. Het simpele leven dicht bij de natuur.

Walcheren is eigenlijk een eiland, voornamelijk bewoond door vissers en boeren. In het najaar van 1944 hebben de geallieeerden de dijken platgebombardeerd, zodat de zee het land kon overspoelen en zo helpen de Duitsers te verdrijven. Na een maand van hevige strijd, waarbij meer dan 27.000 doden vielen, was Walcheren bevrijd. Alleen de hogergelegen delen van het eiland (de duinen en de dorps- en stadscentra) waren drooggebleven. De rest was overdekt met een zilte drab: alle gewassen en bomen waren dood. Vele dorpen waren verwoest. De wederopbouw kon beginnen. Gelukkig bleef Walcheren gespaard tijdens de watersnoodramp in 1953.

Zou het zo zijn dat religie, het geloven in een hogere macht, een god, bijna een vanzelfsprekendheid is, als je met dergelijke omstandigheden te maken hebt (gehad)? Omdat je je klein voelt, onderworpen aan zaken waar jij geen invloed op hebt. En dat je dan houvast en bescherming en vertrouwen zoekt bij iets groots. Daar lijkt me op zich niets tegen.
Maar waarom voelt het dan zo benauwd?
Want dat was het, waarom Zoon en ik zo opgelucht terugkeerden in Amsterdam. Dat had niets te maken met het comfort van ons huis (in tegenstelling tot de primitiviteit van het kamperen), maar vooral met de vrijheid die je hier inademt. Je mag hier zijn wie je bent, omgaan met wie je wilt en leven op de manier zoals het jou past. Elke dag van de week, ook op zondag.

Geen opmerkingen: