Op de 79ste verjaardag van (O)pa zijn we in noordoostelijke richting naar Neufchateau gereden over mooie weggetjes en door landschappen waarin Zoon en ik met gemak aanstormende ridders met wapperende banieren konden visualiseren.
Aangekomen in de stad, die prachtig en strategisch tegelijk op een heuvel gesitueerd bleek, zoefden we door naar helemaal boven waar de St. Nicolaaskerk op ons wachtte. Er was ruim voldoende plek om te parkeren: dat beloofde een rustig bezoekje.
Niets was minder waar.
Er waren weliswaar geen andere kerkgangers, maar er was een geblondeerd en geheel in het zwart-wit gekleed vrouwtje van halverwege de vijftig, met in haar kielzog een bijna twee keer zo lange jongen van een jaar of zestien, die qua uiterlijk niet in aanmerking kwam om haar zoon te zijn. Ze begroette ons in het Frans en ik antwoordde in een enkel zinnetje.
"De quelle région êtes-vous?" vroeg ze me daarop.
Ik dacht dat ik het niet goed begreep en keek haar zo dom mogelijk aan. Maar nee hoor, ik had het wel degelijk juist verstaan: ze wilde weten uit welke Franse regio ik afkomstig was. Wat een ego-boost! Ik antwoordde dat we uit Amsterdam in Nederland afkomstig waren. Nou, ik sprak heel mooi Frans, volgens haar.
De jongeling knikte enthousiast.
Ik kreeg het een beetje benauwd.
Zoon en ik probeerden ons vriendelijk glimlachend los te maken van het tweetal, teneinde de kerk in ons eigen tempo te kunnen bekijken. Het leek te lukken. Totdat Zoon een neerwaartse trap zag en wilde gaan ontdekken waar die naar toe leidde.
"Dan komt ze vast achter ons aan," siste ik nog, maar het was al te laat. Met een dikke map voor de boezem geklemd kwam ze aanlopen. Vriendelijk maakte ze ons attent op het lage plafond, zodat we onze hoofden niet zouden stoten. Duh.
Beneden aangekomen bleek waar de map voor bestemd was. Bij elk beeld of schilderij, bij elke zuil, waarvoor we stil bleven staan, begon ze eruit voor te lezen. In het Engels... Inspecteur Clouseau was er niks bij. Het fraaiste was nog de uitspraak van het woord century, dat heel vaak voorkwam in de tekst en uit haar mond klonk als sentóeri. Om er nog iets van te begrijpen las ik over haar schouder mee (handig dat ze zo klein was) en iedere keer als ik "het" woord aan zag komen, dwong ik mezelf om de aankomende slappe lach eronder te houden. Het leek me het beste om Zoon niet aan te kijken. Het was een goede mentale oefening.
Weer boven aangekomen maakten we ons definitief(?) los van de goedbedoelende, overenthousiaste schat. Na een rustgevend rondje door de bovenkerk zagen we iets ontroerends staan, in een hoekje vlakbij de uitgang. Jeanne d'Arc, stoer met nonchalante, licht gebogen knie, maar tegelijkertijd ook kwetsbaar en klein. Ze had nog gebeden voor de Piéta die de St. Nicolaas rijk was, in de 15e sentóeri, vertelde de inmiddels weer toegesnelde Francaise.
Snel stonden we buiten. Ik met een hernieuwde belangstelling voor Jeanne, alsof ik even ècht was aangeraakt door de geschiedenis.
donderdag, juli 12, 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten